Puffin expeditie

Donderdag is er niet veel wind, de Puffin expeditie gaat door! We schepen in op een rondvaartboot, een stevige catamaran met twee motoren. Die boot moet tegen een stootje kunnen, want we gaan naar de oceaanzijde van Mull waar de oceaandeining bijna ongehinderd binnen komt rollen. Dat is ook nu te merken: de forse deining (de gangbare nautische term is swell) van de wind van gisteren rolt nog stevig door. We varen vanaf Tobermory naar twee eilandjes, Staffa en Lunga. We zien bij vertrek direct al een aantal dolfijnen en zeehonden zwemmen.

We gaan eerst naar Staffa. Dat eiland is interessant door de geologisch bijzondere rotsen. Enorme kliffen van zo’n 100 meter hoog lijken te worden gedragen door rijen met lange pilaren van basalt. De boot meert aan in een heel lastig te bereiken haventje. Tussen vele rotsen onderwater door en heen en weer geslingerd door de swell en ook nog eens met een dwars inkomende getijdenstroming wachten ze buiten even af. Op een geschikt moment geeft de schipper een dot gas en lanceert hij de boot naast de pier waar de bemanning snel een lijn uitbrengt.





We mogen een uurtje op Staffa wandelen en klimmen. Het weer is redelijk, maar de bewolking is zo laag dat deze rond de toppen van het eiland hangt en soms bijna op zeeniveau.


De boot was onderwijl een stukje buitengaats voor anker gegaan. Na een uurtje arriveerden ze weer en gingen we aan boord voor de tocht naar Lunga. Als de boot achteruit het haventje uitvaart is het even schrikken. Opzij gegooid door swell en stroming raken ze met de linker achterzijde een rots die net onderwater ligt. Als de boot weer vooruit vaart komt ie gelukkig los, maar we voelen het onmiddellijk: de bakboord schroef is beschadigd en is uit balans. De boot trilt enorm als ze de motor aan die kant te veel gebruiken. We hebben geluk, de boot is niet lek. Dus besluit men de rondvaart wel te vervolgen, wat langzamer varend waarbij de stuurboord motor het meeste werk doet.

De landing op Lunga gaat beter. Daar is een kolonie van ongeveer 3000 puffins (papegaaiduikers). Door klimaatverandering en overbevissing is het inmiddels een bedreigde diersoort. Deze vogels broeden tussen mei en half augustus, daarna vertrekken ze weer en verblijven op de Atlantische Oceaan.



De bezoekende mensen ervaren ze merkwaardig genoeg niet als bedreigend, omdat onze aanwezigheid als toeschouwers de natuurlijke vijanden weghouden. Zo lang we een meter of twee afstand houden vinden ze het best. Je ziet dat iedereen zich met respect voor de puffins gedraagt. We kunnen hun gedragingen heel goed bestuderen. De nesten zitten in modderige holen in de grond.










Het is bijzonder om te zien dat ze met een mond vol visjes komen aanvliegen en feilloos hun eigen hol kunnen vinden, waar ze het jong voeden (ze leggen één ei per seizoen). Het dampige weer helpt ons, omdat de puffins daardoor meer op het eiland blijven. Ze kunnen beter jagen met helder weer. Dit is echt een hoogtepunt van onze Schotse avonturen!


















Als we vele tientallen foto’s hebben geschoten gaan we weer aan boord van de rondvaartboot. Men laat deze keer zo veel mogelijk mensen op een tweede boot stappen, om onze gehandicapte boot een beetje te ontzien. Wij blijven lekker op de eerste boot, omdat het zo langer duurt voordat we terug zijn. Met meer kans om zeeleven te zien! We komen nog langs een aantal zeehonden die op rotsen liggen en zien nog wat dolfijnen. Achteruit is in het kielzog van de boot duidelijk te zien dat de bakboord motor slechts langzaam meedraait.






Het gaat allemaal goed en we komen rond een uur of vijf weer aan in Tobermory. We eten in een restaurantje en roeien met de bijboot voldaan weer terug naar de aan een mooring liggende Beluga.


Naar Tobermory

Als je hier vaart, heb je niet alleen met het sterk veranderlijke weer te maken, maar ook met de getijdenstromingen. Die keren ongeveer elke zes uur om. De tocht naar Tobermory is 25 mijl, zo’n 5 uur varen. Om het hele stuk stroom mee te hebben, moeten we dus met het begin van de tijkentering gaan varen, dat moment valt dinsdag rond 05.00 uur. Het is even slikken, maar als je eenmaal vaart gaat het verder wel.






We ontbijten onderweg en de voorspelling van niet al te veel wind on the nose komt uit. Het is weer motoren, maar om 9.30 uur komt Tobermory al in zicht. Dit ligt grotendeels verscholen in een baai, met daarvoor een eilandje (Calve Island). Het is daarom vrij veilig om hier te liggen, beschut tegen de meeste windrichtingen. Tobermory heeft een leuk kleurrijk havenfront. Je kan aan een pontoon liggen, maar wij kiezen voor een mooring. Dat is met het toch wel golvende water een stuk rustiger (en goedkoper).

We blazen de bijboot op en roeien naar de kant. Nadat we ons hebben aangemeld, wandelen we omhoog en weer terug naar de straat langs het water.





Er zijn leuke winkeltjes en er is zelfs een strandje. De zon schijnt en het is zowaar lekker om hier even rond te hangen en een lekker hapje van de bakker op te peuzelen.





We hebben ons op Kerrera al opgegeven voor een leuke vaartocht naar twee eilanden waar onder andere puffins (papegaaiduikers) voorkomen. Dat is ons hoofddoel hier. Met een vooruitziende blik op het weerbericht hadden we al besloten om ons niet voor woensdag aan te melden, maar voor donderdag. Woensdag waait het heel hard. De expeditieboten zijn niet zo groot en eenmaal om Mull heen gevaren, is er nog maar heel weinig beschutting tegen de stormachtige Noord Atlantische oceaan. Het blijkt dat ze woensdag inderdaad niet zijn uitgevaren. Met de wind loeiend door de verstaging liggen we te draaien achter onze mooring, Het regent en het is heel koud. We besluiten om er een lui dagje van te maken, met af en toe de kachel aan. Fingers crossed voor morgen, dan zou het beter weer moeten gaan worden!


Kerrera

Na de late aankomst op vrijdagavond melden we ons de volgende ochtend bij de havenmeester van Kerrera Marina. Het plan is om hier nog twee keer te overnachten. De havenmeester onderhoudt ook een veerdienst naar Oban met een kleine ferry die maximaal 12 personen kan vervoeren. We boeken de ferry van 14.00 uur en om 18.15 uur weer terug. We wandelen (of liever gezegd: klimmen) in Oban naar de hoog gelegen McCaig’s tower. Dit is een merkwaardig bouwwerk uit de 18e eeuw. het lijkt sprekend op een kleine versie van het Colosseum. McCaig wilde zowel de plaatselijke metselaars in de winter aan het werk houden als voor zichzelf een soort permanent aandenken achterlaten. De ringvormige muur is na zijn dood afgebouwd, maar de verdere invulling is nooit van de grond gekomen. Je hebt hier een prima uitzicht over de Kerrera Sound, het water tussen Oban en Kerrera.












We lopen nog wat rond en bekijken leuke winkels. Natuurlijk inclusief whiskey shops. In één van die shops brandt de open haard en kan je whiskey proeven als je dat wilt. Johan ontdekt in een andere winkel een whiskey die erg “smokey” zou moeten smaken en kan de verleiding niet weerstaan om die maar aan te schaffen.












Het plan was om zondag op Kerrera te wandelen, maar daar stak het weer een stokje voor. Het is koud (gevoelstemperatuur 9 graden), regenachtig en het waait heel hard. We zetten in de boot een paar keer de kachel aan om de temperatuur binnen een beetje op peil te houden. Als je rondkijkt op de foto’s lijkt het alsof het bijna altijd zonnig is. In werkelijkheid regent het vrijwel elke dag, soms blijft het grijs, soms klaart het op. We hadden dat natuurlijk wel ingecalculeerd. De wintertruien doen goed dienst hier! Het weer steekt ook een stokje voor het plan om maandag naar Tobermory op het eiland Mull te varen. Dat is recht tegen de wind, maar het waait maandag heel hard (“welcome to Scotland, wind on the nose” van onze buurman in Whitby is onze lijfkreet geworden).

We besluiten om onze uitgestelde wandeling op Kerrera te maken. Het is een eiland dat zo’n 64 bewoners heeft. Men houdt vee, wat hier een heerlijk leventje heeft en alle ruimte om te grazen. De hoofdweg is een stenig pad met kuilen, met regelmatig een hek om het vee binnen te houden. We proberen eerst een soort public footpath te volgen, dat veelbelovend met een klaphekje begint. Het pad wordt uiteindelijk steeds smaller tussen heuphoge beplanting en loopt uiteindelijk dood. We proberen naar links te gaan maar komen in moerassig land terecht. Rechts lukt wat beter, totdat we weer drassig land en water ontmoeten. Verderop rijden drie jongens met een kar. Dat ziet er hoopvol uit. We roepen waar we heen kunnen. In bijna onverstaanbaar Schots ontcijferen we tenslotte dat “there is a wee bridge”. Een klein bruggetje? Ah, daar zien we een plank waar we overheen kunnen.















Nadat we weer op de “weg” zijn beland lopen we nu door naar de farmshop. We ontmoeten onderweg een heel lief uitziende kat met een mooie vacht. In de farmshop hebben ze wat souvenirs, zuivel en vlees van lokaal vee. Op een briefje staat “Apolopies if there are no eggs. The hens have a hard time keeping up with the demand”. Er is niemand. Je moet de aankopen in een schriftje schrijven en contant geld in de “honesty box” doen. Mensen hebben hier nog vertrouwen in elkaar. Joke moet heen en weer naar de boot voor de portemonnee. Johan wacht daarop en ziet lieve poekie met een konijntje in zijn bek lopen. De natuur gaat hier lekker zijn gang, waarschijnlijk zoals het al honderden jaren gaat. In harmonie met de omgeving en duurzaam. Eenmaal in de farmshop gaan we voor een Highland Cow koekje en runderhamburgers. Terug op de haven kunnen we met enige moeite de havenmeester te pakken krijgen en we krijgen toestemming voor nog een extra nacht. Het blijkt dat hij enkele lokale boten moet verplaatsen om ruimte te maken, omdat er vrij veel jachten arriveren. De hamburgers smaken ongelofelijk goed!








Change of day-plan

Het laatste deel van het Caledonisch kanaal ligt voor ons. We beginnen om 9.00 uur met de sluis van Gairlochy. De sluismeester komt klokslag 9 uur met een auto aanrijden, omdat hij wegens personeelstekort meerdere sluizen en bruggen moet bedienen rijdt hij ook mee naar de volgende draaibrug.



Vanuit Gairlochy zijn er nog wat bruggen en dan komt de grote Neptune’s Staircase. Deze bestaat uit een rij van maar liefst acht sluizen, waarmee in één klap een groot deel van het hoogteverschil met zeeniveau wordt overbrugd. Dit kost zo’n 90 minuten. Via de marifoon vernemen we dat er om 14.00 uur een sluisbediening start.



Dankzij de hulp van een Zweedse dame van een andere boot die we eerder hadden ontmoet, verloopt Neptune’s Staircase redelijk relaxed. Zij neemt meestal de achterste lijn voor haar rekening om mee naar de volgende sluis te lopen. Joke doet weer de voorste lijn. De sluis ligt niet al te vol. Na de laatste sluis van de Staircase moeten we wachten voor de spoorbrug die er direct naast ligt. De reden is dat de beroemde Harry Potter stoomtrein eroverheen rijdt.






Het eerste plan was om voor de Staircase te overnachten, daarna dachten we tussen de Staircase en de volgende sluis te overnachten. In de Staircase rijpte het plan om toch weer naar zee te gaan en daar voor anker te gaan. Vervolgens besloten we om toch maar in één keer door te gaan naar Oban, zo’n 28 mijl vanaf de zeesluis. De zeesluis gaat alleen open tussen twee uur voor en twee uur na hoog water, dus de stroom zou na een tijdje mee moeten gaan lopen als we richting Oban gaan.

Er volgt nog een dubbele sluis en tenslotte de zeesluis. Zo hebben we vandaag maar liefst 12 sluizen gehad vanaf Gairlochy. In de laatste sluis leveren we de sleutel van de “facilities” in en zo belanden we rond 17.00 uur plotseling weer op zout water.

















We hadden de zeekaart al bestudeerd en Joke zet nog snel een route in de kaartplotter. Ze maakt ook een hapje eten, zodat we na de lange inspannende dag er nog een paar uur tegen kunnen. De stroom loopt nog een beetje tegen, maar we verwachten dat dit snel zal draaien. Dat beetje tegen wordt heel veel bij een nauwe doorgang na een mijl of zeven. We krijgen zo’n 4 knopen stroom tegen, terwijl we een kabelferry moeten passeren. Het was al slack (tijkentering), maar daar trekt het zich in zo’n flessehals niets van aan. Uiteindelijk worstelen we ons erdoorheen.



Vanaf dat moment gaat het tij keren en krijgen we steeds meer stroom mee. Halen we Oban op tijd? We overwegen nog om een ankerplaats op te zoeken. Het nadeel daarvan is dat het momenteel vrijwel windstil is terwijl morgen het juist hard gaat waaien. Uiteraard is het dan weer wind on the nose. We rekenen uit hoe hard we moeten gaan, zetten de motor een tandje bij en besluiten door te gaan.

Het is nodig om voldoende snelheid te maken, want we willen voor donker in Oban arriveren. Onderwijl genieten we van een bijzondere sfeer op het water. Een grote regenbui voor ons splitst zich en trekt links en rechts voorbij en trekt achter ons weer samen. Ben Nevis verdwijnt helemaal uit zicht en de bergen achter ons krijgen een mysterieuze sfeer, met mist en laag hangende wolken.






Twee dolfijnen die vlak naast de boot uit het water opspringen maken het bijzondere moment compleet!



We navigeren door nog een paar nauwe doorgangen. De bootsnelheid loopt daar fors op, maar het blijft allemaal goed beheersbaar. De zon gaat (achter de donkere regenwolken) rond 22.15 uur onder. Een kwartier later, bij het laatste daglicht, arriveren we in Oban.



We pikken een visitor mooring op in de jachthaven van Kerrera. Dat is het eiland aan de overkant van Oban. In Oban zelf zijn maar weinig overnachtingsplaatsen voor jachten (en met 3,20 pond per meter bootlengte nogal prijzig voor onze 13 meter). We hebben genoten van de sprookjesachtige sfeer en zijn trots dat we het veranderende plan goed hebben uitgevoerd. Tegen 23.00 uur maken we nog een fles wijn open en vieren dit met een glaasje en een chipsje. Het Caledonisch kanaal was geweldig en dit was voor ons een perfecte afsluiting van dat avontuur. We hebben nu een paar dagen rust verdiend en gaan ons beraden op het vervolg van de reis aan de westkust van Schotland.


Mooi, mooier mooist.

Het is druk in Fort Augustus. Er liggen woensdag veel boten klaar voor de sluis, waar er maar 6 tegelijk in kunnen. De sluismeester komt wederom langs om instructies te geven. Ze schutten in de 5-traps sluis twee ladingen tegelijk, met één sluis tussenruimte. We liggen weer heel krap, dit maal met slechts een halve meter voor en achter.














De boot achter ons wordt door een solozeiler bemand. Gelukkig vraagt hij hulp van een Zweeds jacht die wel een mannetje kan missen. Met vier lijnen naar allerlei lieren op de boot heeft hij het wel heel slim ingericht om zonder problemen door de sluizen te komen (en tevens Arie, onze windvaan niet te raken). Later maken we een praatje met hem. Hij is met deze boot uit Australië gekomen!
Na nog wat bruggen en sluizen komen op Loch Oich.







Dit meer is het hoogste punt (ongeveer 32 meter boven zeeniveau) en is niet zo diep. Het heeft een paar mogelijkheden om halverwege te ankeren of af te meren. We vinden weer een kleine jetty waar al een Frans jacht ligt en later nog een huurboot komt aanvaren. Met z’n drietjes liggen we lekker rustig in weer een prachtige omgeving.

We wandelen wat rond en zien een kasteelruïne en een kasteelhotel met prachtige tuinen eromheen. Het regent regelmatig, maar ook laat de zon zich zien. Dat leidt tot een bijzondere regenboog, die voor de bergen aan de overkant tot bijna in het water komt.









Vrijdagochtend liggen we alleen aan de jetty en genieten van de dromerige sfeer met laaghangende bewolking. De buren zijn al weg, dus liggen we alleen.



We besluiten om in het hotel een morning coffee te gaan halen.
We zitten daar in een prachtige kamer met uitzicht op het meer. Hier zouden we het wel een poosje uithouden! De medewerker van het hotel vraagt nog of we die regenboog van gisteravond hebben gezien. Hij zei dat het fenomeen erg zeldzaam is.









Tegen elf uur wandelen we terug naar de boot en varen de tweede helft van Loch Oich af en via een brug en een sluis komen we op Loch Lochy. Dit meer is net als Loch Ness vrij lang. De bergen aan weerszijden worden steeds hoger, tot ruim 900 meter.













We krijgen uitzicht op de hoogste berg van Schotland, Ben Nevis van 1345 meter hoog. Er ligt zelfs nog wat sneeuw op de top. Dit is de laatste halte voor het einde van het Caledonisch avontuur. We meren af aan een Jetty voor de Gairlochy sluis. Hier is ook weer een gebouwtje met douches, toiletten en een wasmachine. Aangezien we bijna naast het gebouwtje liggen, doen we na een wandeling in de omgeving gelijk maar weer eens de was en werken ook de blog bij. We krijgen gezelschap van een Zweedse boot en hebben weer een gezellig gesprek.











Loch Ness

Maandag varen we door naar Loch Ness. Dat voelt als een echte mijlpaal. Hoe bijzonder is het om hier met je eigen bootje te varen! Het meer is heel lang en tot meer dan 200 meter diep tot vlak bij de kant. Daar kun je qua ankeren niets mee en er zijn ook weinig andere mogelijkheden om aan te leggen.















Ongeveer halverwege ligt echter Urquhart Bay, een baai waar we mooi uit de wind kunnen ankeren. Johan had op een website ontdekt dat er ook één visitor mooring ligt. Dit is een soort boei die met een ketting aan een zwaar gewicht op de bodem is verankerd. De mooring is zowaar vrij! We liggen hier heerlijk alleen met een prachtig uitzicht over Loch Ness. Met de bijboot roeien we naar de kant en wandelen naar de hoek van de baai. Daar liggen de ruïnes van Urquhart Castle.



Dat is een bezoek waard. De historie is heel interessant en geeft een goede indruk van wat er zich in het verleden heeft afgespeeld. Het kasteel is zo vaak overvallen, dat de bewoners het in de 17e eeuw uiteindelijk zelf hebben opgeblazen. We wachten nog een forse regenbui af in het visitors centre, waar we van de gelegenheid gebruik maken om een kopje koffie en thee te nuttigen met een lekker dingetje erbij natuurlijk.









Tijdens de wandeling heen en terug hebben we een mooi uitzicht op de baai, met Beluga rustig dobberend achter de mooring. We zijn helemaal happy en vinden dit een topdag!









Dinsdag varen we de tweede helft van Loch Ness over naar Fort Augustus.



De bergen aan weeszijden worden steeds hoger. Het is adembenemend mooi. Het waait wel heel hard (wind on the nose!) en we besluiten vóór de 5-traps sluis te overnachten aan een jetty. Fort Augustus is een schilderachtig gelegen dorpje met bijna een Harry Potter sfeer. In Peterhead had de havenmeester ons de tip gegeven om hier in de Lock Inn een biertje te nuttigen en te eten. Het is natuurlijk druk, maar we vinden een leuk plekje in het gezellige café. Het was weer een prachtige dag.








Caledonian Canal

In de jachthaven van Inverness blijven we een extra dag liggen, omdat we ons eerst willen voorbereiden. Hoe werkt het, waar kan je zoal overnachten, wat moet je doen om toegang te krijgen? Het Caledonian Canal is tussen 1803 en 1822 aangelegd. Er is handig gebruik gemaakt van het door de ijstijd gevormde landschap. Er liggen langerekte meren tussen de bergen van de Highlands, die veelal noord-oost – zuidwest lopen. Door middel van stukken gegraven kanaal zijn de meren Loch Dochfour, Loch Ness, Loch Oich en Loch Lochy met elkaar verbonden, met aan beide zijden natuurlijk ook nog een uitgang naar zee. De hoogteverschillen worden door 29 sluizen overbrugd. De totale lengte is ongeveer 96 kilometer, waarvan 61 km meer en 35 km kanaal.






Men dient voordat men de zeesluis invaart online te betalen en een doorvaart van maximaal 7 dagen te boeken (eventueel te verlengen tot 10 dagen).
Zaterdag 25 juni is er een zwemwedstrijd over het water waar we doorheen moeten om van de jachthaven naar de zeesluis te varen. Je moet het water daar tussen 09.00u en 11.00u vermijden. Daarom hebben we vrijdag al de sluis opgeroepen en gevraagd of we met de eerste schutting mee mogen. Om 8.30 uur moeten we er zijn. Het is even een dingetje om die sluis aan te lopen. Je kan ervoor nauwelijks afmeren en buiten zijn er links en rechts fikse zandbanken, die momenteel weliswaar onder water staan, maar de sterke getijstroming staat daarom haaks op de aanloopgeul. We draaien een poosje rondjes.






Een Duits motorjacht mag als eerste binnenvaren en wij als tweede. Uiteindelijk zijn we met zijn zessen en passen tenauwernood in de sluis. Het is zorgvuldig mikken met de lijnen om de boot op zijn plaats te houden met minder dan een meter voor en achter. We krijgen een sleutel voor de “facilities” her en der langs het kanaal, een licence en een papieren Skippersguide met uitleg van de vriendelijke dame die de sluizen bedient en alles alleen moet doen.
Uiteraard zijn er een aantal die nog niet geboekt en betaald hebben, dus moet die administratie ook nog eens gebeuren.


Uiteindelijk gaan de sluisdeuren open en gaat een brug voor ons open en varen we daarna meteen een volgende sluis in. Daarna meren we af in de Seaport Marina (waar je de eerste nacht gratis mag liggen). We zijn hier uiteindelijk een uur of drie/vier zoet mee geweest voor een afstand van slechts 3 zeemijl. We wandelen Inverness in om wat boodschappen te doen.





Zondag melden we ons aan voor de eerstevolgende sluis (de Muirtown Flight), 4 sluizen direct achter elkaar. De sluismeester loopt naar de jachthaven en gaat langs de boten om de lengtes in te schatten en om instructies te geven. Samen met een Brits jacht, de Atalanta, gaan we eerst door een aantal bruggen en dan de eerste sluis in. We gaan omhoog, dus vaar je binnen tussen twee hoge lege muren aan beide kanten zonder iets om de lijnen aan vast te maken. Vantevoren geeft de sluismeester aan wie aan welke zijde moet liggen. Wij gooien onze lijnen omhoog en de sluismeester vangt ze op en legt ze om een soort haken aan de kant. Als de eerste sluis is volgelopen, moet Joke de kant op en met de voorlijn de boot naar de volgende sluis slepen. De sluismeester helpt hier nog mee met de achterlijn.






In de komende dagen moet Joke met beide lijnen lopen. Johan start toch de motor en laat die het zware werk doen. Het waait heel hard en het is onmogelijk om alles op de hand te doen. Dit kunstje brengt ons uiteindelijk door vier sluizen een heel stuk hoger.



Achter de Atalanta gaan we een stuk kanaal door, met een aantal bruggen en nog een sluis bij Dochgarroch. Zij melden ons beiden steeds aan op de marifoon en wij bevestigden dat nog even. Zo draait alles heel vlot en gaan we uiteindelijk na de sluis aan een drijvende steiger (jetty) liggen om te overnachten.






De marifoon staat nog aan en we horen dat een schip even moet aanmeren voordat ie de sluis in kan, de enige sluiswachter die de sluis bedient heeft lunchpauze. We helpen het schip met de lijnen en Joke ziet dat een van de bemanningsleden een bekende ShetlandWoolWeek-hat draagt. Dat nodigt uit tot een gesprek dat pas is afgelopen als de sluiswachter haar dienst weer hervat.





De eerste heuvels (bergen?) zijn inmiddels in zicht gekomen. Het landschap is betoverend mooi. We proberen een wandeling te maken, maar daar was hier niet zo veel gelegenheid voor. We liggen voor een landgoed en overal staan bordjes waaruit blijkt dat we er niet in mogen. We wandelen een stuk langs de weg en zien aan diverse (helaas doodgereden) dieren dat er heel wat wild in het mooie landschap leeft. We zien o.a. een hert, een bosmarter en diverse vogels.


Buckie – Inverness

Donderdagochtend bedanken we de havenmeester voor alle hulp en vertrekken we onder een strak blauwe hemel naar Inverness. Volgens de Met Office (Britse KNMI) en Windy krijgen we de wind-on-the-nose-variant “weinig wind tegen” en later windstilte. De weergoden besluiten echter anders, het wordt “veel wind tegen”. We moeten op de motor er flink tegenaan om tijdig bij Inverness aan te komen. Als je daar te laat bent, gaat het tij tegenlopen met veel stroom tegen. Door schuin tegen de golven te varen houden we een beetje vaart in de boot. Het wordt een uithoudings- en geduldproef, maar om 18.30 uur varen we Marina Inverness in.











We gaan ons voorbereiden op het Caledonian Canal!

Knockando en Cardhu

De volgende ochtend melden we ons op het havenkantoor. De havenmeester heeft al een en ander voorbereid en belt een verhuurbedrijfje. Binnen een kwartier is het geregeld, voor 40 pond is er een auto beschikbaar. Dat is ongeveer net zoveel als de trein- en busreizen zouden hebben gekost, uiterst schappelijk dus. Een tweede havenmeester brengt ons met zijn auto naar de garage, waar de witte Ford Focus nog even een wasbeurt krijgt. De dame van de garage regelt de administratie, ze meldt dat we geluk hebben want de volgende dag zijn ze gesloten voor een lang weekend. Even later stappen we wat onwennig in. Johan moet vooral nadenken bij het schakelen met de linker arm, maar het links rijden lukt uiteindelijk prima.



Na een rit van een kilometer of 45 arriveren we bij de Knockando Woolmill. We worden vriendelijk ontvangen en krijgen een folder mee met uitleg en wat er allemaal te zien is. Het is mooi zonnig weer en we kijken onze ogen uit. Buiten zijn er prachtige tuinen met een kabbelende beek en vijver, die voor het water zorgt dat het waterrad aandrijft en die op zijn beurt de machines weer in beweging brengt.









De Woolmill bestaat ten minste sinds 1749. De machines werden altijd tweedehands gekocht en momenteel zijn er nog twee weefgetouwen in gebruik die dateren uit 1869 en 1899. Er is een deel waar stoffen worden geweven en een deel waar de wol wordt gekaard (kammen van wol), gesponnen en getwijnd (meerdere draden samenvoegen). Er is een jarenlange restauratie geweest en dit heeft geleid tot een prachtig historisch werkende Woolmill. Een film in een ander gebouw laat heel mooi zien hoe alles werkt.















We nemen uiteraard een kijkje in de shop. Joke vind een mooie sjaal en wat wol voor een toekomstig project. Wat was dit mooi en alle moeite waard!











Op kleine afstand is er ook nog de Cardhu whiskey distilleerderij. We besluiten daar heen te rijden en vallen met onze neus in de boter. Een uitgebreide rondleiding begint over tien minuten en er zijn nog een paar plekken vrij. Een leuke film legt uit hoe dit historisch is ontstaan in de 18e eeuw, waarbij vrouwen een prominente rol speelden.








We krijgen een interessante rondleiding met uitleg over het proces, op welke momenten er keuzes gemaakt worden om de smaak te beïnvloeden en uiteraard de mogelijkheid om maar liefst zes soorten whiskey te proeven. Gelukkig houden ze rekening met autobestuurders: Johan ruikt er alleen aan en mag de whiskey’s meenemen in kleine flesjes om ze later aan boord te proeven. Johan besluit om een fles Cardhu Amber Rock te kopen. Zo hebben we beide “ons ding”. Joke de woolmill en Johan de whiskey.












Op de terugweg missen we een afslag en komen we per ongeluk uit aan de kust bij het Dolfin Centre. We hebben geluk, op kleine afstand voor het strand zien we vele dolfijnen uit het water opduiken en springen. Uiteindelijk rijden we terug, leveren de auto in en halen een ietwat vettige fish and chips in een snackbar. Voldaan klimmen we weer terug op de boot. Wat een bijzondere dag!

Buckie

Wind on the nose

Onze Schotse buurman in Whitby zei het al: Welcome to Scotland, wind on the nose. Het ziet er naar uit dat je hier kan kiezen met het weer: veel wind tegen, weinig wind tegen of geen wind. Voor dinsdag laat de app Windy de variant weinig wind tegen zien, gevolgd door geen wind. Dit is in de komende dagen het best haalbare om vanuit Peterhead verder te gaan. De vorm van het land zorgt voor grote driehoekige stukken zee die Firth worden genoemd. Vanuit Peterhead moeten we de hoek om de Moray Firth in. Het zijn enorme lappen water, rond de 100 mijl lang en breed.



Joke heeft inmiddels op internet een Woolmill gevonden, een stuk landinwaarts. Daar worden wol en stof geproduceerd op uit de 19e eeuw daterende machines. In eerste instantie dachten we non-stop door te gaan naar Inverness, een nacht doorvaren. Vanuit Inverness is er een mogelijkheid om met de trein en bus in de buurt van die Woolmill te komen. Eén probleempje: de Britse spoorwegen beleven de grootste staking in tientallen jaren. Voor de hele week is er een advies om zo min mogelijk met de trein te gaan reizen. Nu ligt er halverwege de Moray Firth het stadje Buckie. Er is niet echt een jachthaven, maar in de vissers- en werkhaven kunnen ze wel enkele jachten kwijt. Is hier de mogelijkheid om met alleen de bus te gaan? Ja en nee: er gaat een bus maar die gaat de volgende dag pas terug. Dus gaan we ervoor om een autootje huren. Al deze afwegingen hebben we in Peterhead gemaakt.



Dinsdagochtend worden we uitgezwaaid door de vriendelijke havenmeester. Buitengaats hebben we 10 knopen wind tegen. Onze koers gaat van noord naar west en de wind doet vrolijk mee en blijft pal tegen staan. Onderweg is er nog twijfel. Is Buckie wel geschikt, zijn er wel laddertjes om de hoge kademuren op te klimmen? Johan bestudeert foto’s en besluit dat het moet kunnen. Na een dagtocht van 50 mijl roepen we de Port Control op via VHF 12. Ze geven ons toestemming om binnen te lopen en staan in basin 2 al klaar op de plek waar wij mogen afmeren, pal tegenover het havenkantoor.









De landvasten moeten met hoog water veel speling hebben, omdat ze anders met laag water de boot ophangen aan de kade. Als Johan de lijnen hierop inricht, gaat Joke alvast naar het havenkantoor. Daar vraagt ze of er ergens een auto te huur is. De havenmeester komt later speciaal langs om te zeggen dat hij wat heeft rondgevraagd en dat we de volgende ochtend op het havenkantoor verder kunnen informeren. Er is geen 4G in de haven en ook niet op de kant, dus Joke kan haar internet speurneus niet inzetten. Johan staat ’s nachts op om met laag water te controleren of de lijnen lang genoeg zijn. Het gaat goed.