Kerrera

Na de late aankomst op vrijdagavond melden we ons de volgende ochtend bij de havenmeester van Kerrera Marina. Het plan is om hier nog twee keer te overnachten. De havenmeester onderhoudt ook een veerdienst naar Oban met een kleine ferry die maximaal 12 personen kan vervoeren. We boeken de ferry van 14.00 uur en om 18.15 uur weer terug. We wandelen (of liever gezegd: klimmen) in Oban naar de hoog gelegen McCaig’s tower. Dit is een merkwaardig bouwwerk uit de 18e eeuw. het lijkt sprekend op een kleine versie van het Colosseum. McCaig wilde zowel de plaatselijke metselaars in de winter aan het werk houden als voor zichzelf een soort permanent aandenken achterlaten. De ringvormige muur is na zijn dood afgebouwd, maar de verdere invulling is nooit van de grond gekomen. Je hebt hier een prima uitzicht over de Kerrera Sound, het water tussen Oban en Kerrera.












We lopen nog wat rond en bekijken leuke winkels. Natuurlijk inclusief whiskey shops. In één van die shops brandt de open haard en kan je whiskey proeven als je dat wilt. Johan ontdekt in een andere winkel een whiskey die erg “smokey” zou moeten smaken en kan de verleiding niet weerstaan om die maar aan te schaffen.












Het plan was om zondag op Kerrera te wandelen, maar daar stak het weer een stokje voor. Het is koud (gevoelstemperatuur 9 graden), regenachtig en het waait heel hard. We zetten in de boot een paar keer de kachel aan om de temperatuur binnen een beetje op peil te houden. Als je rondkijkt op de foto’s lijkt het alsof het bijna altijd zonnig is. In werkelijkheid regent het vrijwel elke dag, soms blijft het grijs, soms klaart het op. We hadden dat natuurlijk wel ingecalculeerd. De wintertruien doen goed dienst hier! Het weer steekt ook een stokje voor het plan om maandag naar Tobermory op het eiland Mull te varen. Dat is recht tegen de wind, maar het waait maandag heel hard (“welcome to Scotland, wind on the nose” van onze buurman in Whitby is onze lijfkreet geworden).

We besluiten om onze uitgestelde wandeling op Kerrera te maken. Het is een eiland dat zo’n 64 bewoners heeft. Men houdt vee, wat hier een heerlijk leventje heeft en alle ruimte om te grazen. De hoofdweg is een stenig pad met kuilen, met regelmatig een hek om het vee binnen te houden. We proberen eerst een soort public footpath te volgen, dat veelbelovend met een klaphekje begint. Het pad wordt uiteindelijk steeds smaller tussen heuphoge beplanting en loopt uiteindelijk dood. We proberen naar links te gaan maar komen in moerassig land terecht. Rechts lukt wat beter, totdat we weer drassig land en water ontmoeten. Verderop rijden drie jongens met een kar. Dat ziet er hoopvol uit. We roepen waar we heen kunnen. In bijna onverstaanbaar Schots ontcijferen we tenslotte dat “there is a wee bridge”. Een klein bruggetje? Ah, daar zien we een plank waar we overheen kunnen.















Nadat we weer op de “weg” zijn beland lopen we nu door naar de farmshop. We ontmoeten onderweg een heel lief uitziende kat met een mooie vacht. In de farmshop hebben ze wat souvenirs, zuivel en vlees van lokaal vee. Op een briefje staat “Apolopies if there are no eggs. The hens have a hard time keeping up with the demand”. Er is niemand. Je moet de aankopen in een schriftje schrijven en contant geld in de “honesty box” doen. Mensen hebben hier nog vertrouwen in elkaar. Joke moet heen en weer naar de boot voor de portemonnee. Johan wacht daarop en ziet lieve poekie met een konijntje in zijn bek lopen. De natuur gaat hier lekker zijn gang, waarschijnlijk zoals het al honderden jaren gaat. In harmonie met de omgeving en duurzaam. Eenmaal in de farmshop gaan we voor een Highland Cow koekje en runderhamburgers. Terug op de haven kunnen we met enige moeite de havenmeester te pakken krijgen en we krijgen toestemming voor nog een extra nacht. Het blijkt dat hij enkele lokale boten moet verplaatsen om ruimte te maken, omdat er vrij veel jachten arriveren. De hamburgers smaken ongelofelijk goed!