De volgende bestemming is Salcombe. ’s Morgens om 7 uur zijn we al onderweg, de zon komt steeds later op en we zijn dus nog dik ingepakt vertrokken. Wederom was er meer wind dan verwacht en was het weer een leuke zeiltocht. Bijna elke dag op zee zien we dolfijnen, die soms een leuke show weggeven.
Salcombe is heel druk. Er liggen soms wel vier boten aan één mooring, iets dat we nog nooit eerder hebben gezien. Gelukkig vindt de havenmeester onze boot daarvoor te zwaar en krijgen we verderop in “The Bag” een mooring helemaal voor ons alleen aangewezen.
We maken de boot goed vast met een extra lijn en blazen de bijboot op. We hebben een afspraak met vrienden Phil en Sue, die in de buurt van Plymouth wonen. Hij pikt ons op met de auto en brengt ons naar hun huis.
We gaan naar Plymouth en ze leiden ons rond het havengebied, waar nog veel ruimte voor natuur en recreatie is. In de grote natuurlijke haven ligt Drake Island, vernoemd naar Sir Francis Drake die in de 17e eeuw hiervandaan is vertrokken voor omvangrijke ontdekkingsreizen. Ze hebben ook gereserveerd voor een etentje in een leuk restaurant.
Na de gezellige avond doen we de volgende dag eerst nog een toer en wandeling langs de baai genaamd The Sound.
Daarna volgt een prachtige rondrit richting Cornwall en de wijde omgeving van Plymouth. Speciaal voor ons bezoeken ze een slagerij die ook pasties maakt, de allerbeste die we hebben geproefd deze reis. We gaan ook door het natuurreservaat Dartmoor, waar koeien, paarden en schapen vrij spel hebben en zelf bepalen wanneer ze de weg oversteken. De omgeving is prachtig, maar wel ongelofelijk droog. Alles is bruin in plaats van groen. Ook hier heeft de droogte toegeslagen. Aan het einde van de middag brengen ze ons weer terug naar Salcombe. De bijboot ligt nog keurig aan de dinghysteiger en heeft de nacht goed overleefd! Na een drankje nemen we afscheid. Weer een onvergetelijke belevenis rijker! Dank aan Phil en Sue voor hun gastvrijheid!
We blijven zondag nog liggen in Salcombe. Joke gaat in haar eentje nog even langs het havenkantoor en doet nog een paar boodschappen. Best nog spannend want tot nu toe liet ze het besturen van de dinghy altijd aan Johan over.
Het is ongelofelijk druk, mede door zeilwedstrijden die worden gehouden. Er is een klasse genaamd “Devon Yawl” die sinds 1937 hier wedstrijden houdt. Een merkwaardige open boot met twee masten. Ze zijn allemaal keurig onderhouden. Als er een grote groep na de wedstrijd terug komt zeilen, vaart de volgende klasse open bootjes uit. Het krioelt door elkaar heen en het onvermijdelijke geroep om voorrang en vervolgens een fikse dreun volgt. Er is zo te zien geen schade, ze varen allemaal door.
Fowey
Na een paar heerlijke dagen in Falmouth, gaan we woensdag verder. Er zou heel weinig wind zijn, dus we hadden ons voorbereid op weer een rustige motortocht. Dat viel echter reuze mee! We hebben het grootste deel kunnen zeilen en ook nog dolfijnen gezien. Fowey (spreek uit: Foy) is de nieuwe bestemming.
Fowey heeft een natuurlijke haven, waar heel veel jachten aan een mooring liggen. Tot onze verbazing ligt er ook een groot passagiersschip die even later uitvaart. Er is geen echte jachthaven, we zoeken een mooring op. In eerste instantie blijken de moorings wel heel dicht bij elkaar te liggen. Alle boten zouden ongeveer tegelijkertijd moeten omzwaaien als de getijdestroming keert of als de wind de overhand krijgt. Onze boot is zwaar en reageert anders dan een Frans jacht dat vlak bij ligt. Zij keren al om en zwaaien maar net achter ons langs. De eigenaar haalt zijn schouders op en gebaart dat het wel heel dicht bij is. Johan ziet een plekje aan een drijvende steiger en we besluiten om daar heen te gaan. Zo hebben we toch nog een rustige nacht.
De volgende ochtend is even verderop een mooring vrij die wel voldoende ruimte om zich heen heeft en die pikken we op. We blazen de bijboot op en gaan naar de wal. Als we aan de wal zijn realiseren we dat we onze portemonnee met contant geld zijn vergeten, voor de ferry’s hebben we die vast nodig bedenken we. Johan vaart terug en Joke vermaakt zich op de kade met het fotograferen van meeuwen. Joke heeft op internet een wandelroute gevonden met de naam Hall Walk. Het is een prachtige wandeling, waarbij we ook met twee ferries heen en weer terug over het water gaan. De hoogteverschillen zijn groot, dus soms is het even klauteren. We worden beloond met mooie vergezichten. Uiteindelijk blijken we alles contactloos te kunnen betalen en hebben we de opgehaalde ponden niet nodig.
Falmouth
Op zondag slapen we uit en doen het rustig aan na de lange tocht vanuit Ierland. ’s Middags uiteraard de Formule-1 race kijken en zien hoe Max Verstappen wint in Hongarije. We genieten van het liggen aan de mooring, er gebeurd van alles om ons heen op het water. We kijken er met genoegen naar.
Dit is de derde keer dat we Falmouth bezoeken: in 2012 en 2013 bij vertrek en aankomst van het rondje Atlantic waren we er al eerder. Op 1 augustus 2012 hebben we in Falmouth onze 23e trouwdag gevierd. Nu is het de 33e, die we vieren met thee en gebak. We wandelen nog wat en zoeken de chandler (scheepsbenodigdheden winkel). Die zit niet meer op de oude plek, maar is inmiddels gemoderniseerd en in de hoofdstraat gevestigd. We kopen daar de cruising guide voor zuid- en west Ierland. Wellicht voor volgend jaar al vast?
Joke heeft op internet een ‘Stitchers Meetup’ gevonden die op dinsdag 2 augustus is. We blijven die dag dus nog liggen. De volgende ochtend brengt Johan haar naar de wal. Het is een tweewekelijkse brei/haak-ochtend met in totaal acht dames. Ze vinden het geweldig dat er een Nederlandse gekomen is. We wisselen ervaringen en tips uit. De eigenaressen zijn twee zussen, de een is van de stoffen en naaiwerk en de ander van de wol en het brei-en haakwerk. Ze hebben veel lokale producten en dus komt Joke enthousiast terug met een paar aankopen.
Johan komt ’s middags weer naar de wal, we gaan eerst douchen en daarna strijken we neer op het terras van de Chain Locker. We genieten van onze drankjes en het zonnetje en besluiten om maar gelijk te blijven eten. Met een voldaan gevoel varen we eind van de dag weer naar Beluga.
Rond Land’s End naar Falmouth
Het is een gecompliceerde puzzel om de Ierse Zee uit te komen en via het St. George Channel en de Celtic Sea uiteindelijk Lands End te ronden. De combinatie van windverwachting, golven en getijdenstromingen maken het lastig om een geschikte strategie te vinden. Om door naar Falmouth te kunnen zouden we bij vertrek op vrijdagochtend vroeg om 16.00 uur zaterdag, na 170 mijl, moeten aankomen. Dat is nodig, om de heel heftige getijstromingen rond Lands End en het even verderop liggende Lizzard Point te kunnen ronden zonder al te veel stroom tegen. Het is een aardig theoretisch verhaal om de gemiddelde snelheid op peil te houden, omdat de invloed van wind en stroom zich niet geheel laten voorspellen. Als het gaat waaien zie je de invloed van de vorm van het land goed terug. Zuidwestelijke wind gaat rond Ierland en zal pal zuid staan bij Arklow. Johan vraagt nog wat lokale kennis aan de havenmeester, die een ervaren zeiler belt. Hij geeft nog wat waardevolle adviezen.
Een paar uur puzzelen verder zijn we eruit. We vertrekken vrijdag ochtend om 05.00 uur. Er is dan nog geen wind en het getij zal dan na een uurtje tegen gaan lopen. Het voordeel is dat we de 40 mijl verderop liggende kaap (Carnsore Point) kunnen ronden in gematigde omstandigheden en met dan inmiddels weer stroom mee. Rond elke kaap staat altijd extra veel stroom en wind en er zijn een soort wilde stroomversnellingen die het al gauw er onrustig maken. Later komt er zuidenwind, die naar zuidwest en later naar west zal draaien. We anticiperen erop om tot middernacht de motor te moeten bijzetten.
We rekenen ook nog eens verschillende alternatieven uit: we kunnen eventueel naar Millford Haven, of Padstow Harbour (favoriet bij de Engelsen als uitgangspunt voor Lands End). Als we tot twee uur later bij Lands End aankomen dan is Newlyn een haven direct om de hoek. Voor alle mogelijkheden schrijven we tijden van het getij en de stroming op. We hebben het goed voorbereid. Dit zal verreweg de meest uitdagende tocht worden van de hele reis tot nu toe.
Vroeg naar bed en vroeg op. Een laatste check van de windverwachting laat zien dat het het plan nog hetzelfde blijft. Vrijdag om 05.15 varen we de rivier uit en gaan op koers zuid.
Er zijn nog een aantal ondieptes om rekening mee te houden. De stuurautomaat stuurt en om beurten gaan we wachtlopen. Alles verloopt volgens plan. De snelheid loopt dankzij het getij fors op als we Carnsore Point ronden. Johan stuurt hier wel even op de hand, omdat de draaiingen in het water lastig zijn voor de stuurautomaat. Daarna gaan we volgens plan zo veel mogelijk zuidwest en later zuid aanhouden. Zo pikken we de naar west draaiende wind het vroegst op. Twee uur eerder dan verwacht, rond 22.00 uur, kan de motor uit. De westenwind is er! Arie de windvaan neemt het sturen over en we zeilen weer.
Johan gaat rond 17.00 uur naar binnen om te koken. Joke ontdekt dat er dolfijnen rond de boot aan het spelen zijn, dus het koken moet nog maar even wachten. We maken de lifelines vast en gaan beide naar het voordek. Daar zien we het prachtige schouwspel weer. Er zijn aanvankelijk drie dolfijnen die zich prima vermaken in onze boeggolf. Er komen er nog eens drie bij. Ze blijven lange tijd bij ons. Dit hadden we tijdens ons rondje Atlantic voor het laatst gezien. Dit schouwspel verveelt nooit. De dolfijnen draaien op hun zij en kijken ons aan. Je ziet duidelijk dat ze interactie met niet alleen de boot, maar ook met ons willen!
Het gaat aanvankelijk heel rustig, maar in de loop van de nacht neemt de wind regelmatig toe tot zo’n 21 knopen (windkracht vijf). Door de de fors oplopende golven bovenop de deining vanuit de Atlantische Oceaan krijgt de boot regelmatig een forse duw. We moeten ons heel goed vasthouden omdat de boot weer in de ons bekende kermisattractie is veranderd. Dit hadden we tijdens het rondje Atlantic voor het laatst meegemaakt. Tijdens de wachten vervelen we ons geen moment. Er komt steeds meer scheepvaart vanuit de TSS (verkeersscheiding stelsel) bij Lands End die vaak op heel korte afstand passeert of volgens de AIS zelfs op ramkoers liggen. Je ziet hier het enorme voordeel van de AIS. Dat systeem maakt niet alleen dat wij de andere schepen tijdig opmerken en hoe ver of dichtbij ze zullen langskomen, maar ook dat zij ons zien op hun AIS-scherm. Je ziet dat ze keurig uitwijken, zelfs een groot Carnival passagiersschip verandert van koers voor ons. Alleen enkele tegenliggende zeiljachten liggen soms griezelig lang op ramkoers. De uitwijkregels worden door jachtschippers zelden op tijd nageleefd.
Dit is nog niet alles. Ook de sterk variërende windkracht heeft zijn invloed. Gedurende de nachtwachten moeten we ook regelmatig Arie een handje helpen om te zorgen dat we op koers blijven. We varen hard, maar eigenlijk zou de genua iets moeten worden ingerold om het voor Arie meer handelbaar te maken. We kiezen voor de snelheid. De boot dendert de hele nacht en daarop volgende dag voort.
Op een grote afstand passeren we de Seven Stones, een verraderlijk setje rotsen waarop in 1967 de Torry Canyon (een van de eerste mammoet tankers) te pletter is gevaren, met een gigantische olieramp tot gevolg. Dit heeft later tot nieuwe ontwerprichtlijnen voor olietankers geleid.
Het is inmiddels regenachtig. Af en toe doemt zaterdagochtend Lands End in de verte op, om daarna weer in de regen te verdwijnen. We waren de TSS bij onze voorbereiding een beetje vergeten, maar het bleek dat de geplande koers ons keurig in de zogenaamde Inshore Traffic Zone bracht (dat is het “fietspad” voor de kleintjes).
Kort voor Lands End valt de wind bijna weg, maar de golven lopen nog lekker door op windkracht vijf niveau. Samen met de hevige stroom zorgt dat voor een behoorlijke klotsbak met rechtopstaande punten water. We zetten de motor bij om wat snelheid in de boot te houden.
De boei net ten zuiden van Land’s End, genaamd Runnel Stone, is het ijkpunt voor het vervolg. Kan je nog door rond Lizzard Point en naar Falmouth? We komen ongeveer zo’n anderhalf uur te vroeg bij Runnel Stone aan. Dat is prima, omdat we dan inderdaad stroom mee gaan krijgen voor het vervolg. We rekenen nog wat verder en verwachten inderdaad dat we voor donker Falmouth kunnen aanlopen.
Als we Lizzard Point rond zijn kunnen we een steeds meer noordelijke koers varen. De motor kan weer uit en we zeilen het laatste stuk naar de ingang van de River Fal.
Het wordt weer regenachtig. Dat maakt het lastig om de kleur van de moorings te ontdekken. De groene moorings zijn voor bezoekers. We zien een blauwe eerst voor groen aan, maar na enig rondscharrelen vinden de er een. Moe maar voldaan maken we vast, ruimen de boot op. We nemen met gepaste trots een drankje op de goede afloop. We zijn eerlijk gezegd best trots dat we de uitdagende mijlpaal “Lands End” aan ons lijstje hebben mogen toevoegen.
Arklow
Het is een grote afstand om vanuit Belfast uiteindelijk rond Land’s End weer in Zuid-Engeland te komen. Onderweg is er aan de Engelse kant voor zeiljachten weinig te beleven. Wales is een lagerwal kust met niet al te veel havens, waarvan de meeste met laag water droogvallen. De weinige havens die wel goed zijn aan te lopen zijn vooral grote zeehavens met industrie. Veel mensen kiezen ervoor om aan de Ierse kant te blijven. Kijkend naar de weersverwachting op de lange termijn, kunnen we met twee nachttochten via Arklow in Ierland naar Zuid Engeland. Als we dit weatherwindow missen, bijvoorbeeld omdat we nog naar het eiland Man gaan, dan liggen we waarschijnlijk minimaal een week vast door heel harde wind en wind tegen. Wie weet wat volgend jaar nog mag brengen. Wellicht komen we nog eens terug in deze omgeving?
We kiezen, zoals gezegd, wegens het weatherwindow voor de tocht naar Arklow, met als nadeel dat we 120 mijl (vrijwel) geheel op de motor zullen moeten doen omdat de wind erg zwak is. Het is een relatief saaie tocht. De zeilen helpen een beetje mee, zodat het diesel verbruik relatief laag blijft.
Het meest opwindend waren dolfijnen die, tijdens Joke’s wacht, rond 1 uur ’s nachts anderhalf uur rond de boot bleven spelen. Ondanks de pikdonkere maanloze nacht waren ze duidelijk zichtbaar door fluoriserende strepen in het water! Een van de dolfijnen sprong een paar keer uit het water en kwam met een flinke klap weer op het water terecht, een heel aparte ervaring in het pikkedonker.
Na 24 uur hebben we de 126 mijl afgelegd en lopen we Arklow aan.
De enige mogelijkheid om af te meren is een lange jetty aan de stuurboord kant van de rivier, die daarna snel ondiep wordt. Gelukkig is er een plekje vrij, maar een klein beetje langer dan de boot. Johan parkeert de boot heel rustig, Joke gooit de spring om een bolder en met de motor zachtje vooruit schuift de boot langs de steiger. De toegesnelde hulp aan de kant kon werkeloos toekijken. Altijd wel een leuk gevoel als zo’n manoeuvre zo feilloos lukt, ondanks de stroom in de rivier en de (niet heel harde) wind die roet in het eten proberen te gooien.
Ierland! We zijn beide nog nooit in Ierland geweest, dus het voelt goed om hier een tussenstop te maken. Na aankomst hebben we bijtijds gegeten en zijn we heel vroeg gaan slapen. Zo’n 24 uur wachtlopen en het motorgeluid zijn toch vermoeiend.
De volgende dag is er geen wind, een mooie gelegenheid om even een kijkje te nemen in de omgeving. We wandelen het stadje in en drinken koffie bij het River Café, nabij de uit de 18e eeuw stammende brug. Bij de bakker vinden we een lekker brood en vlak bij de boot kunnen we bij de supermarkt wat verse spullen inslaan.
Het is nu tijd om de planning te doen voor het vervolg. Toch stiekem eerst naar Man? Of gelijk door naar Zuid-Engeland?
Titanic museum Belfast
Voor zaterdag hebben we wat leuks in petto: met de trein naar Belfast en een bezoek aan het Titanic museum. De kaartjes hebben we de vorige dag online besteld en voor de ochtend een tijdslot gekozen. Maar goed ook, want het regent vandaag. Met de paraplu’s en rugzak op gaan we op weg naar Belfast.
Belfast speelde aan het begin van de 20e eeuw een centrale rol in de bouw van steeds groter wordende passagiersschepen. De Titanic, met de zusterschepen Olympic en Brittanic, waren daar voor die tijd ultra moderne voorbeelden van. Ze zijn gebouwd op de nog altijd bestaande werf Harland & Wolff. De grote immigratiestroom naar de Verenigde Staten was op een hoogtepunt en dergelijke schepen namen het vervoer voor hun rekening. De internationale luchtvaart bestond nog niet.
Het is bekend hoe het met de Titanic is afgelopen: in april 1912 botste ze op een ijsberg en zonk na zo’n twee uur en drie kwartier. Een van de grootste scheepsrampen aller tijden, die ook heden ten dage nog in de aandacht is. Veel internationale veiligheidseisen en afspraken zijn na die ramp tot stand gekomen en gelden nog altijd. Het had ook anders kunnen zijn: de Olympic en de Brittanic hebben vele jaren dienst gedaan.
Het museum is in 2012 geopend en geeft op een leuke interactieve manier inzicht in het Belfast uit die jaren. De invloed van de scheepsbouw was enorm. Op het hoogtepunt werkten er 100.000 mannen op de werven en 50.000 vrouwen in de linnen industrie. We krijgen een beeld van de manier waarop de schepen werden gebouwd. Het was hard en ruig werk. Het gehamer van de klinknagels klonk door de hele stad en veel arbeiders hebben daardoor gehoorschade opgelopen. Er waren timmerlieden, metaalbewerkers, machinebouwers, tekenaars, elektriciens, ontwerpers, meubelmakers en nog vele andere beroepen verbonden met de scheepsbouw.
Naast het museum ligt de Nomadic. Dat is een stoomschip uit dezelfde tijd als de Titanic. Het diende als tender: het vervoer van passagiers van en naar de Titanic en de andere grote oceanliners. De Nomadic heeft daarna dienst gedaan voor troepentransporten in de eerste en tweede wereldoorlog en is uiteindelijk een restaurant en later dancing op de Seine geworden. In 1970 zijn de stoommachines verwijderd. Uiteindelijk werd het schip afgeschreven en is gered door het naar Belfast te vervoeren. Daar ligt het, gedeeltelijk gerestaureerd, in een droogdok.
We wandelen na het museumbezoek naar het centrum van Belfast. Moderne kantoorgebouwen en oude historische gebouwen wisselen elkaar af. We zien zowel de klokkentoren als de brug die op foto’s en afbeeldingen van begin 1900 staan.
Aan het eind van de dag nemen we de trein terug en gaan op zoek naar een restaurantje in Bangor. Tot onze verbazing is vrijwel alles gesloten. Als we een fish & chips snackbar zien bestellen we daar wat. We kunnen echter alleen contant afrekenen. We hebben dat niet bij ons, dus kijken we verder. De pub met de naam Rabbit Rooms heeft op de eerste verdieping een restaurant. We krijgen een plekje met twee heerlijke fauteuils, wat ons na een dag op de been goed uitkomt. Het eten is ook nog eens voortreffelijk!
Voor zondag is er veel regen voorspeld en gaan we weer eens met de zeekaarten en de Reeds Almanac aan de slag om te kijken waar we verder heen willen gaan. We moeten langzamerhand weer eens wat mijlen gaan maken. Het is nog heel ver naar Nederland. We denken erover om met twee nachten doorvaren naar Millford Haven te gaan. Het alternatief is om langs de Ierse kust richting Arklow te gaan. Dat is één nacht doorvaren. Beide bieden de mogelijkheid om als uitgangspunt te dienen voor de nachttochten rond Lands End richting Falmouth.
We houden de windverwachtingen in de gaten om uiteindelijk te besluiten welke optie het beste is. Maandag is het vrij koud en het waait heel hard. Op basis van de windverwachtingen gaan we mikken op Arklow. Als het weer zich een beetje gaat gedragen zullen we morgen vertrekken uit Bangor!
Campbeltown – Bangor
De keuze tussen te veel wind (woensdag) of te weinig wind (donderdag) valt uit in het voordeel van het laatste. Donderdag 21 juli vertrekken we uit Campbeltown met als bestemming Bangor, nabij Belfast. We zien direct al drie zeehonden vlak bij de boot.
We verwachten om het grootste deel op de motor te moeten varen, maar dat valt mee. Na een uur zitten we naast de beroemde Mull of Kintyre. Het eiland Sanda ligt er samen met een hoeveelheid rotsen en een paar kleinere eilandjes naast.
Er komt steeds meer wind schuin van achteren. Naast de Mull of Kintyre zijn de golven nog behoorlijk hobbelig. Het doel is om de ongeveer dertig mijl van het North Channel in één zuidgaand tij over te steken. Daarvoor moeten we zo’n 6 knopen halen. Dat lukt, na een laatste inzinking van de wind, prima onder zeil. De motor kan uit!
We stellen ons wachtschema weer in. De eerste drie uur krijgt de boot er nog behoorlijk van langs door de zijwaarts inkomende golven bovenop het restant van de lange oceaandeining uit het noordwesten.
Langzamerhand wordt het rustiger en kunnen we rechtstreeks naar de haveningang van Bangor zeilen. De boot ligt onder zeil heel rustig in de toch nog vrij korte steile zeegang. Dus gebruiken we de laatste mijl om alvast de voorbereidingen te treffen voor het afmeren, stootwillen over boord hangen en alle landvasten klaarleggen. Vlak voor de haven rollen we de genua in en starten de motor. Het grootzeil gaat naar beneden en Joke roept de havenmeester op. We krijgen een box toegewezen die gunstig ligt ten opzichte van de wind.
In Campbeltown hadden we nog een gezellige avond doorgebracht met een buurman die wel op woensdag was vertrokken. Johan had afgesproken dat wij na aankomst nog even zouden bellen. Hij bevestigde onze keuze: “you made a wise decision”. Hij had woensdag veel meer wind dan verwacht en het was voor hem een heftig tochtje geweest met windstoten tot 30 knopen. We zijn tevreden: na lang aarzelen toch het juiste besluit genomen en beloond met een hele gave zeiltocht.
We zitten ineens niet meer in Schotland, maar in Noord-Ierland. Bangor is een voorstad van Belfast, aan de zuidkant van Loch Belfast (de langgerekte baai die naar Belfast leidt). Het is een soort cultuurschok, veel verkeer, drukte en een stadse geur die ons opvalt na alle frisse oceaanlucht in Schotland.
Er komen een paar dagen met (stevige) zuidwesten wind, gevolgd door harde noordwesten wind. Reden voor ons om te blijven liggen. Vrijdag gebruiken we voor huishoudelijke klussen, die gewoon doorgaan als je lang op de boot verblijft: de was doen, water tanken, opruimen en wat klein onderhoud.
Lochranza en Campbeltown
’s Avonds na het eten blazen we de bijboot op en hangen het buitenboordmotortje eraan, die start nog vlotjes. De volgende dag varen we met de bijboot naar de kant. Het is laag water, dus tillen we de boot op, lopen een heel eind omhoog en binden het daar vast. We willen een wandeling combineren met een bezoek aan een whisky distilleerderij bij Lochranza, een baai aan de noordwest kant van het eiland. De afstand is vrij groot, dus we nemen een bus. Die is behoorlijk vol en moet op de smalle weg regelmatig wachten op een moment om groepjes fietsers in te halen. Dat haalt de chauffeur dan weer in door flink door te gassen. De weg is behoorlijk bochtig en hobbelig, dus worden we flink door elkaar gerammeld.
We komen heelhuids aan en wandelen wat rond de Loch Ranza baai en uiteindelijk naar de distilleerderij in Lochranza zelf. De naam van het stadje is afgeleid van de baai, daardoor is de schrijfwijze anders. Johan tikt twee flessen whisky op de kop en Joke een leuke Schotse deken van gerecyclede wol. Er is een eetcafé, waar we een heerlijk maaltje nuttigen. Na de busreis terug vinden we de bijboot drijvend tussen nog een aantal andere dinghy’s. Het is nu hoog water. Het getijverschil van ruim drie meter is iets om rekening mee te houden!
We blijven de volgende dag liggen en genieten van een zeldzame mooie dag met temperaturen rond de 20 graden. De Schotse versie van de hittegolf is prima uit te houden.
Er staat weinig wind als we op maandag uitvaren. De bestemming is Campbeltown, dichtbij de Mull of Kintyre. Het is een goede uitgangspositie om een geschikte dag uit te zoeken voor de oversteek richting Belfast.
Onderweg zien we twee keer een puffin familie van pa, ma en jong. Leuk om te zien hoe ze het jonkie leren om op het water te overleven. We blijven dinsdag in Campbeltown liggen en bekijken de weerberichten. Woensdag, met (iets te?) stevige wind of donderdag met (iets te?) weinig wind. Dat zijn de smaken waar we uit kunnen kiezen. We zijn er nog niet uit.
Firth of Clyde
’s Morgens wandelen we naar de Sealock, we zijn klaar voor vertrek. De sluis is vol water en de sluismeester(es) wilde de sluis net leeg laten lopen om een boot van buiten naar binnen te laten. Het bassin waar we in liggen is niet erg groot, dus de inhoud van elke sluis moet ook weer aangevuld worden vanuit het kanaal. Daarom was ze blij om te horen dat wij graag naar buiten willen. Dan hoeft ze de sluis niet voor niks leeg te laten lopen. Er ligt nog een brug direct voor de sluis die ook open moet. Het duurt even voordat daar de “all clear” voor wordt gegeven, maar dan maken we los en varen de sluis in. We geven de canal crew een compliment. Ze waren heel vriendelijk en behulpzaam en bovenal relaxed. Dat zijn we in Nederland helaas vaak anders gewend.
Eenmaal buiten meren we nog even af aan de jetty. We hebben speciale sluislijnen ingericht en overal stootwillen hangen. Na de transformatie van kanaalboot naar zeilboot varen we uit en gaan zowaar helemaal onder zeil naar Tarbert, onze volgende bestemming. Geen wind on the nose dit keer! Tarbert is een charmant stadje. We wandelen wat rond, doen boodschappen, drinken een bakkie koffie bij een leuk tentje en gaan ons beraden over het vervolg.
We zitten in de Firth of Clyde en overwegen om bovenlangs Bute te gaan. Dit komt op de langere termijn echter niet lekker uit met de windverwachting. Daarom besluiten we naar Arran te gaan.
De volgende dag varen we uit. Het waait stevig, met alleen de genua zeilen we regelmatig meer dan 6 knopen. Arran heeft hele hoge bergen (tot ruim 900 meter). Die veroorzaken regelmatig stevige valwinden. Dat zijn extra krachtige en plotselinge windstoten omdat de lucht als het ware van de berghelling af valt. Naast ons vaart een ander zeiljacht met alleen een lichtweer genua. Dat blijkt niet zo’n goede keuze, want in een hele heftige vlaag waarin de wind in een paar seconden van 7 tot 31 knopen toeneemt scheurt hun voorzeil.
Wij buigen even af naar voor de wind en rollen de genua gedeeltelijk in. De wind valt nu uiteraard weer weg. Omdat we bijna bij de baai van Brodick zijn, starten we de motor, rollen het zeil helemaal in en varen naar het stadje. Er is geen jachthaven, maar er liggen 15 visitormoorings. Er is plaats genoeg dus we kiezen er ééntje uit. De moorings worden in het voorjaar door de gemeente neergelegd en onderhouden en zijn bovendien gratis. Arran wil graag toerisme bevorderen en dit is daar onderdeel van. Het zeiljacht met de gescheurde lichtweer genua pikt ook een mooring op. Ze halen het beschadigde zeil naar beneden. Gelukkig voor hun hebben ze een tweede wat steviger voorzeil aan een tweede voorstag zitten, dus ze kunnen nog vooruit.
Crinan Canal, deel 2
De wandeling voert ons door prachtige bossen en we gaan naar een heuveltop van 214 meter hoog. Hier is een prachtig uitzicht over de omgeving. In de verte zien we zelfs nog Dorus Mor (die snelstromende doorgang) en de meanderende doodlopende rivier waar het water richting Crinan uiteindelijk in uitmondt.
We volgen een wandelroute die ons weer naar het kanaal brengt.
Bij een van de sluizen waar wij eerder doorheen gingen is een Engelsman aangekomen. Zij hebben geen geluk met sluismeesters, dus moeten ze de sluis zelf bedienen. Joke besluit ze te helpen met de sluisdeuren. Die zijn van een hele lange houten balk waar je tegenaan leunt. Dat brengt de deuren in beweging. Johan besluit ook om mee te helpen aan de andere kant. De Engelsman maakt een praatje met Joke en geeft aan dat hij later in de pub van het hotel vlak bij onze ligplaats een biertje gaat drinken. Als we nog wat lokale kennis willen over de wateren in de omgeving, dan zijn we van harte welkom.
We zitten inmiddels een beetje met een dilemma. De volgende doorgang tussen Schotland en Noord Ierland, The North Channel, is ook weer behoorlijk lastig. Wederom heftige getijdenstromingen en hoge golven, nog steeds open richting de oceaan. Volgende week woensdag is een stevige noordwester storm in het weerbericht. Moeten we voor die tijd overgestoken zijn, of wachten we dat af? En waar wachten we dat dan af? Om bijtijds over te steken moeten we ook nog eens haasten, omdat de wind anders de verkeerde kant op gaat staan. We besluiten dat we het aanbod aannemen en gewapend met de zeekaart van de Firth of Clyde (het gebied waar wij aan de andere kant van het kanaal in belanden) gaan we ook naar de pub. Dat was een goede gok. We krijgen een hele goede beschrijving van wat de Firth of Clyde heeft te bieden. Leuke ankerplekken, goede havens en de eilanden Bute en Arran. De Engelsman ligt zelf in Bute met de boot en vaart hier al jaren rond. Verder naar het zuiden heeft de Engelse kust niet heel veel te bieden voor zeiljachten. Vrijwel alles valt droog en is lastig te bereiken door het getij en de afstanden. Waarom haasten als er hier nog zoveel te zien is? Ons besluit staat vast: we blijven tot na de storm een weekje in de Firth of Clyde rondscharrelen. Daarna kijken we of er een weatherwindow is om richting Belfast te gaan.
Maar eerst hebben we nog een stukje kanaal te gaan. Als we de volgende dag ons klaar maken om te vertrekken, komt de sluismeester van de sluis achter ons vragen wat de plannen zijn. We geven aan dat we eerst voor een volgende brug boodschappen willen doen en daarna graag in The Basin voor de Sealock aan de andere kant willen overnachten. Geen probleem, hij belt met de collega’s dat we er later op de dag aankomen en wijst ons op een vrij grote Co-op supermarkt in het stadje Lochgilphead. We varen twee mijl door en gaan weer aan een jetty liggen. We wandelen het stadje in en gaan eerst eens bij een koffiebar een bakkie doen met een lekker gebakje erbij. Bij de supermarkt vinden we genoeg om onze bijna lege koelkast weer te vullen. Met drie zware tassen gaan we weer naar de boot.
We varen weer door en komen bij de volgende sluis. Ook daar is weer een sluismeester die al op de hoogte is van onze komst. Hij helpt ons twee sluizen door en wijst op een plek waar we voor de laatste sluis kunnen wachten. Na de lunchpauze komen dezelfde twee dames langs, die ons bij aankomst in het kanaal door de eerste twee sluizen hebben geholpen. Ze weten al dat we in The Basin willen overnachten.
We gaan door de laatste sluis van vandaag en meren af. We liggen weer prima. Morgen is het plan om de door de Sealock te gaan en een mijl of negen langs Kintyre naar Tarbert te varen.
De tocht door het Crinan Canal was een heel bijzondere belevenis. Wat een historische parel, aardige behulpzame mensen en een prachtige omgeving. We zouden dit niet hebben willen missen!