Vanuit Canouan de Tobago Cays in

We blijven een paar dagen langer op Canouan dan gepland. Er staat erg veel wind, kracht 6 tot 7. De passaat is normaal gesproken best stevig, maar is dit nu
normaal of is het echt veel? Het is bovendien wel heel erg buiig, elke nacht giert de draaiende wind om de boot. Locals zeggen “the weather is crazy”.





We wachten toch liever af tot de wind naar 5 tot 6 terugzakt. We wagen het er dan maar op, we gaan de Tobago Cays in. Tegenwoordig heb je veel steun aan de

GPS en de kaartplotter, maar het blijft opletten om hier goed in te komen. Onverwachte ondiepten (coral heads, oftewel koraalkoppen) komen veelvuldig voor.

Achteraf horen we dat het hier vrijwel uitgestorven was met die harde wind, zelfs de boatboys hadden Union Island als handelsgebied uitgekozen. Onze strategie

om iets rustiger weer af te wachten was dus correct. Een opsteker voor het zelfvertrouwen.




De Tobago Cays zijn een aantal eilandjes die ten oosten van het iets grotere eiland Mayreau liggen. Vier kleine onbewoonde eilandjes met witte droomstrandjes

liggen achter een halfrond koraalrif, het Horseshoe Reef. Op dat rif breken de grote Atlantische golven. Wij ankeren ongeveer 300 meter achter het rif. Je

ligt vol in de wind, maar beschut voor de golven. Even verderop langs de zuidoostelijke kant ligt nog een rif (Worlds End Reef) met een klein eilandje, Petit

Tabac. Ver voor ons zien we nog een rots uit zee steken met de naam Sail Rock. Daarachter alleen de open oceaan. De vier eilandjes heten Petit Rameau, Petit

Bateau, Baradel en Jamesby. Wij liggen net ten zuiden van Baradel. Achter ons zien we Mayreau, met ten zuiden daarvan Palm Island en Union Island. Weer wat

verder zuid zien we Petit St. Vincent en Petit Martinque. Ze hielden in het verleden kennelijk van de “Petit-namen”. Het gebied is een nationaal park en je

moet hier 10 EC-dollar per persoon per dag betalen om hier te mogen blijven. We hebben daar alle begrip voor.





Als we net voor anker liggen zien we plotsklaps de Doen varen. Ze ankeren vlak naast ons. Wat leuk om Thijs en Marijke weer te zien, voor het eerst sinds La

Palma. We vieren het met een drankje bij ons aan boord.





De volgende dag, donderdag 10 januari, gaan we op verkenning. Er staat nog steeds erg veel wind en een korte golfslag, dus zitten we met zijn vieren in ons

bijbootje niet echt droog. Dat is niet zo erg, want we gaan toch snorkelen. Ons eerste doel is Jamesby. Een echt Robinson Crusoe gevoel krijg je hier. We

klimmen omhoog en hebben een mooi uitzicht.















Wat is het hier mooi. Het water kleurt blauw en turquoise in alle mogelijke schakeringen. Groen-bruine plekken geven een plek met zeegras aan, of een

koraalkop. We zien schildpadden om ons heen zwemmen.

Snorkelend vanaf het strand zien we al gauw koraal en allerlei vissen in vele kleuren. Een grote Porcupinefish (we hebben alleen een Engelstalig boekje om de

namen op de zoeken) verschuilt zich in een hol onder het koraal. We zien drie roggen, een in het zand verscholen en twee kleinere zwemmen voor ons uit. Je

raakt hier niet uitgekeken. Het lukt om veel moois onder water te fotograferen.




















Later is het een hele kunst om van Jamesby weg te komen in de stevige branding. Gelukkig help Thijs ons een handje. Aan het eind van de middag gaan we naar

het strandje van Baradel en praten gezellig met de bemanning van Doen, Ostrea, Supermolly (Duitsers), Felicia (Noren) en nog een aantal boten. Marijke had

pannenkoeken gebakken en van Pieter van de Ostrea kregen we een glaasje rumpunch.

We zijn nog lang niet uitgekeken. Vrijdag gaan we op Turtle expeditie. Ze schijnen het meest rond Baradel voor te komen. We hangen de bijboot aan een

boeienlijn die is uitgelegd om het schilpad-gebied vrij te houden van ankerende boten. Je mag hier wel snorkelen. Al gauw zien we de ene na de andere

schildpad zwemmen. Ze bewegen heel statig en kalmpjes voort. Af en toe gaan ze naar de oppervlakte om adem te halen. Op de bodem eten ze wat zeegras. Wat mooi

om dit gewoon dicht bij je eigen boot te observeren.











’s Middags gaan we eens een koraalkop ongeveer 100 meter voor de boot bekijken. Ook hier zien we weer een kleurrijk onderwaterleven. Allerlei vissen, wuivende

planten en koraal zien we door onze snorkelmaskers. Het stroomt wel erg hard. Het is hoog water, dus de branding verderop spoelt extra veel zeewater over het

rif. Dat water stroomt achter de riffen oostwaarts weer weg.








Zaterdag gaan Tim en Bas duiken. We hebben gisteren de afspraak via de marifoon gemaakt en ze komen Tim en Bas aan boord afhalen. De Supermolly en de Felicia

gaan richting de Pacific. De Doen en de Ostrea zijn al veel langer in dit gebied en gaan verder noordwaarts. Wij blijven nog een paar dagen. We hebben nog een

aantal verkenningstochten op het programma staan.

— Verstuurd via Iridium, 12/01/2013, Tobago Cays

Door naar Canouan

We blijven een nacht in Friendship Bay op Bequia. De volgende ochtend gaan we ankerop, hijsen het grootzeil en varen tussen de ondieptes door de baai uit. Eenmaal buiten zijn we spoedig onder zeil, halve wind voor Petit Nevis langs. De bestemming is Canouan. Het wordt een mooie zeiltocht, die Johan helemaal op de hand stuurt, gewoon omdat het leuk is. Onderweg zien we een heleboel eilandjes en grote rotsen, je hebt er een stuk of 14 in zicht. Links naast ons is Mustique, een prive-eiland waar beroemdheden zoals Mick Jagger en Raquel Welch een huis hebben. Jachten zijn welkom, maar zijn verplicht om aan een mooring te liggen. We hebben besloten om het (letterlijk) links te laten liggen, het klinkt ons toch iets te Jet-setterig in de oren. Halverwege komen we langs Petit Canouan, een eenzame rots begroeid met wat planten. Vlak bij Canouan gebeurt er ineens een heleboel tegelijk.





We hebben op Bequia nog wat aas en visgerei gekocht. We gooien een soort kunstmatig inktvisje uit aan de lijn. Het wordt vlak onder het oppervlak meegetrokken. Ineens zien we geruk aan de lijn: we hebben beet! Terwijl Tim de lijn binnen haalt en een beetje knokt met de vis maakt Bas zich klaar om de vis beet te pakken. We kregen van Oceanpeople ooit de tip, dat een beetje goedkope sterke drank in de kieuwen goed werkt om de vis snel en humaan te doden. Johan stuurt, dus Joke krijgt de dubbeltaak om foto’s te maken en de goedkope whiskey te pakken. Als de vis boven is, pakt Bas hem bij de staart. Joke dient de whiskey toe en dat lijkt vrij snel te werken. Nog een paar tikken op de kop voor de zekerheid en we doen de vis in de puts en zetten hem in het gangboord.





Onderwijl kwamen we een paar boten tegen die, op zijn zachtst gezegd, hardnekkig op ramkoers bleven liggen. Twee squalls liepen kort voor ons langs en hulden Canouan in de regen. De wind nam behoorlijk toe, dus het sturen en ontwijken van de ramkoers-sukkels vergde enige aandacht. We minderden zeil en moesten ook nog op de koers blijven letten om Charlestown Bay goed aan te lopen. En dat alles terwijl de operatie “help we hebben een vis gevangen” moest worden uitgevoerd. Links en rechts van de ingang van de baai liggen riffen, met bakens die er zowaar nog staan ook. In de stevige wind lopen we de baai aan, strijken tussen de bakens de zeilen en varen op de motor binnen.

Het is een langgerekte baai. Van iemand die zich voorstelt als Iceman krijgen we de mogelijkheid om een mooring te nemen, maar als je zegt dat je gewoon wil ankeren dan is het ook prima. We laten de vis zien en vertellen trots dat dit onze eerste vis is. Iceman klapt in zijn handen en feliciteert ons en zegt dat het een Barracuda is, die je heel goed kan eten. We ankeren ongeveer 150 meter voor het strand van het Tamarind Beach Hotel en steken ruim 25 meter ketting op een diepte van vijf meter.

Ok, we moeten nu aan de bak. De vis is 62 centimeter lang en heeft een bek vol scherpe tandjes. Daar moet de haak uit. We pakken een uitleg erbij “hoe maak je een vis schoon” (in La Palma van de bemanning van de “Doen” gekregen). Terwijl Bas aanwijzigingen geeft en Tim veelvuldig spoelt met putsen water maakt Johan de vis schoon met onze in La Palma aangeschafte speciale schaar en fileermes. We oogsten twee lange filets die we prompt bakken. Het is genoeg voor een lunch voor vier personen. We zien hoe we een volgende keer de fileer techniek nog wat kunnen verbeteren. Al doende leert men.








De moorings liggen hier overigens niet voor niets. Canouan is niet al te hoog, dus de passaatwind jaagt met steeds afwisselende luwtes en valwinden door de baai. De eerste nacht krijgen we ankeralarm. Snel hollen we naar de GPS om de plot te bekijken en kijken naar buiten om ons te orienteren. Een later aangekomen Fransman ligt wel heel dicht bij. De wind giert om ons heen en even later valt er hevige regen. Is het anker gaan krabben? We komen tot de conclusie dat dat niet is gebeurd, de wind is pal zuid geworden en de boot is aan de 25 meter lange ketting helemaal rond gedraaid en rukt er hevig aan. De GPS constateerde daarom een afwijking van meer dan 0,02 mijl (36 meter) dus ging piepen. Na een half uur neemt de wind af en gaat liggen. Weer een poosje later draait de wind weer naar noord-oost en neemt weer snel toe. De wind giert de hele nacht om de boot, maar het 35 kilo zware “Kobra 2” anker heeft dit allemaal vlekkeloos doorstaan, zelfs de draai van bijna 180 graden in de bui en weer terug. Het water is hier azuurblauw maar niet helder. Toch lukt het Tim en Bas om de volgende dag te constateren dat het anker geen krimp heeft gegeven en diep is ingegraven.

De komende dagen blijft de passaat er erg stevig instaan, windkracht 6, soms 7 volgens de weermeting op Canouan Airport. Elke dag blijft het hard waaien en vooral ’s nachts giert de wind door de baai. We verkennen het eiland eerst maar eens en gaan wat zwemmen en snorkelen.








Johan houdt ankerwacht wegens de harde wind en Tim, Bas en Joke gaan nog een dagje snorkelen aan de andere kant van het eiland. Er ligt daar een prachtig lagoon, dat beschermd wordt tegen de hoge golven door een rif. Echter op de dag dat wij er waren, woei het stevig (windkracht 6) en er stonden hoge golven. Daardoor kwam er veel water in het lagoon, waardoor er weer veel stroming stond. Het snorkelen werd bemoeilijkt door de golven en stroming en het aantal visjes viel tegen. We durfden niet helemaal naar de rand, dus meer mooie onderwaterbeelden moeten wachten tot een andere keer.














We gaan uit eten en drinken een superdure en luxe cocktail op het lounge terras van het hotel, met zicht op ons eigen bootje dobberend in het azuurblauwe water. We voelen ons bevoorrecht en trots dat we hier zitten met z’n vieren.











We willen hiervandaan de Tobago Cays in, een open riffengebied, maar vinden het een beetje eng om dat nou net met die hele sterke windkracht met elke nacht behoorlijk extreme buiten te doen. De ruimte om daar rond te zwaaien aan het anker is daar beperkt en we willen niet op de riffen belanden. We bekijken de weerkaarten en de gribfiles, allemaal rode pijltjes. Woensdag wordt het iets rustiger, dan gaan we het wagen.

Operatie kokosnoot

Tim heeft een verse kokosnoot gevonden onderweg, de noot is vers als je de kokosmelk binnenin hoort klotsen. Terrance, onze chauffeur, haalt de buitenste schil eraf zodat de ons bekende kokosnoot tevoorschijn komt.

Terug op de boot gaan we de noot te lijf met een mes. De noot wint, want het mes wordt bot en krijgt overal braampjes op het snijvlak. Tijd voor een andere strategie. Een kokosnoot heeft bovenop drie ronde plekjes, met een kurketrekker lukt het een van de plekjes te doorboren. De jongens proeven voor het eerst kokosmelk, ze vinden het een vreemde gewaarwording en het lijkt meer op water dan op melk volgens hen.
Daarna vallen we nogmaals met het mes de noot aan, gevolgd door een zaag. Als we eenmaal een gleufje hebben, wordt de noot gespleten met het mes ertussen. Dat werkt en de noot breekt open, waarna we ons tegoed doen aan verse kokos. De dagen erna eten we nog pannenkoeken met kokos, toetje met kokos en ontbijt met kokos.

















Bij het vellen van een tweede kokosnoot (die van Petit Nevis), heeft het mes de strijd definitief verloren. Het handvat is afgebroken en het snijvlak lijkt wel opgefrommeld zilverpapier. Voor nieuwe noten wordt het dus hulp inschakelen of een beter mes kopen.

Petit Nevis

We vertrekken van Bequia naar Petit Nevis om een dagje voor anker te gaan. De baai wordt omschreven als een daytime anchorage, dus overnachten wordt ten stelligste afgeraden. Gelukkig liggen er maar twee boten, er is slechts plek voor een stuk of vier. We ankeren en gaan de het eiland verkennen. De jongens zeiden dat ze een mega-gecko zagen, het blijkt echter een leguaan van zeker een meter lang met een hoge kam op zijn rug. Hij ziet er er woest en groots uit. Hij loopt hoog op zijn poten als een kat en schiet een hoek van een vervallen gebouwtje in als hij ons in de gaten krijgt. We weten niet wie het hardste schrok, hij of wij.








Petit Nevis, hoe klein ook, heeft een historie in de walvisjacht. De vissers van Bequia jagen al eeuwen op walvissen en op Petit Nevis werden ze geslacht. Nog steeds zijn de sporen daarvan zichtbaar. Een vervallen helling waar ze op werden getrokken, ruines van hutten met grote kookpotten en wellicht hier en daar wat fragmenten van walvisbotten. Deze traditie geeft, volgens de internationale overeenkomsten, aan Bequia formeel toestemming om, tussen februari en april, maximaal vier walvissen te vangen, onder de voorwaarde dat dit nog op de traditionele wijze met open boten gebeurt. Soms vangen ze in een jaar niets, soms wel. Als een walvis is gevangen, dan worden ze tegenwoordig op de naburige Semplers Cay geslacht. Ondanks groeiende tegenstand, ook onder de locals, gaat dit nog altijd door.








Petit Nevis is leuk om te verkennen. De oude sporen van de walvisjacht zijn interessant om te onderzoeken. Aan de andere kant is een woest strand met een serie palmen. De jongens gaan op kokosnotenjacht. Het lukt om er een aantal te vinden en uiteindelijk weet Tim er eentje van de dikke schil te ondoen, zodat we alleen de noot overhouden om aan boord mee te nemen. Ook is Petit Nevis een prachtige plek om te snorkelen. Links van de boot ligt een ondiepte met rotsen en koraalrif. Snorkelend verkennen we dit uitgebreid. We zien ongelofelijk veel vissen in allerlei kleuren. Tim en Bas herkennen onder een rots een murene (zo een met van die tandjes brrrr) en een kleine haai. We zien veel koraal in de mooiste kleuren, wuivende vertakte bladeren, een soort ronde kookpotten die ook iets levends zijn. We hebben nog veel te leren in het herkennen van alle vormen van leven die hier te zien zijn. Later identificeren we in ons boekje een behoorlijk aantal vissen die we hebben gezien.







Eind van de middag gaan we ankerop en varen naar Friendship Bay in Bequia. Tussen de eilandjes door staat een sterke stroming en behoorlijke golfslag. Het water spettert tegen de rotsen omhoog. We zoeken de ingang en links en rechts van ons breken de golven op de rotsen en het rif. We zijn blij als we weer veilig achter ons anker liggen. We kijken goed uit en de kaartplotter bewijst hier goede diensten.

Bequia, ons eerste tropisch eiland

De Grenadines bestaan uit 32 eilanden, sommige slechts rotsen, andere zijn groter en bewoond. Bequia (uitgesproken als bek-wee) is het grootste eiland van de Grenadines en heeft 6000 inwoners. De hoofdstad is Port Elizabeth, maar in onze ogen is het slechts een dorp. Het is wel even wennen dat ze hier links rijden, sinds 1783 is St. Vincent en de Grenadines definitief onder Engels beheer gekomen. Nu zijn ze zelfstandig, maar nog wel lid van Commonwealth. De grootste bron van inkomsten van Bequa is toerisme.





De afgelopen dagen hebben we Bequia zowel vanaf de boot als vanaf land bekeken. Terwijl de jongens een duik gingen maken, gingen pa en ma op het terras zitten bij het bekende Gingerbread House. Je blijft je ogen uitkijken, rustig dobberende bootjes in de baai, vogel die zingen in de bomen, kleurige huisjes, relaxte mensen en overal dat prachtige azuurblauwe water.





















Om wat meer van het eiland te zien hebben we een rondrit gemaakt. Het valt de jongens op dat de chauffeurs hier veelvuldig toeteren, alleen doen ze dat niet uit agressie maar uit vriendelijkheid. Als ze een steile bocht willen nemen en de ander mag voor dan wordt er over en weer getoeterd, waarmee dan duidelijk wordt wie eerst gaat.
We hebben het oude fort gezien, met zowel Engelse als Franse kanonnen. In de 17e eeuw was het een populaire haven voor de Britse, Franse en Spaanse vloot vanwege de goed beschutte ankerbaai.








Vanaf de 240 meter hoge “The Mountain” hebben we een prachtig uitzicht op de Granadines. We zien Mustique (een prive-eiland waar beroemdheden zoals Mick Jagger een huis bezitten), Petit Nevis, Canouan en Union Island. Ons eerst volgend doel met Beluga is Petit Nevis, vanaf hier lijkt niet al te ver te liggen.








We komen langs een voormalige kokosnoten- en rietsuikerplantage Spring, waar nu een toeristisch hotel is gebouwd.
Bij de Oldhegg Turtle Sanctuary worden zeeschilpadden opgevangen van de met uitsterven bedreigde Hawksbill turtle, die alleen rondom Bequia voorkomt. De initiator is een gepensioneerde visser. Hij jaagde vroeger al duikend met speren op het onderwater leven, waaronder ook op deze turtles. Nadat hij hoorde dat er nog slechts een paar duizend voorkomen, zette hij dit opvangcentrum op. In de wintermaanden worden baby-schildpadjes van het strand gehaald, zodra ze uit de eieren zijn gekomen. Als de schildpadden 2 jaar oud zijn, gaan ze weer terug naar zee. In de baai rondom onze boot hebben we er al een aantal keer een zien zwemmen. Tim en Bas zijn er zelfs twee tegen gekomen tijdens het snorkelen. Vreemd genoeg staat de regering toe dat er zeven maanden per jaar op deze schildpadden mag worden gejaagd.














Aan het eind van de tour kunnen we nog een blik werpen op de baai waarin Beluga ligt. Het is inmiddels aardig druk geworden, veel mensen komen om Oud- en Nieuw op Bequia te vieren.





Verder besteden we onze tijd aan boodschappen doen, diesel en water tanken en de was.







Beluga in Zilt-magazine

Sinds we weer een beetje internettoegang hebben, kunnen we weer onze mail ophalen en lezen. Daarbij zagen we dat de Zilt een artikel over ons heeft gepubliceerd.
We vinden het een hele eer om in het blad te staan met ons verhaal over de storm in La Palma. We kwamen hier in de baai twee keer mensen tegen die vroegen of wij van de Beluga waren, die van die storm en dat gave filmpje. We waren al verbaasd dat de “roem” van Beluga ons vooruit was gesneld. Nu snappen we dat zij, eerder dan wij het artikel hebben gelezen.




Zoals de redactie van de al Zilt schrijft:
Drie maanden nadat een nieuwe lichting vertrekkers op pad ging, staat een grote groep zeilers aan de
vooravond van hun oversteek van de Atlantische
Oceaan. De Doen ligt prachtig voor anker voor La
Gomera, op de Zeemuis genezen ook de meest hartnekkige
kinderziektes en de bemanning van de
Beluga trotseert een laatste storm in de jachthaven
van La Palma. Hun verhalen in deze Zilt zullen ze pas
veel later lezen via een Kaap Verdiaans, Surinaams of
Caraibisch wifi netwerk met ongetwijfeld net iets te
weinig balkjes.

Nou dat van die (internet)balkjes klopt helemaal!

Het complete magazine nr. 80 is op internet te lezen, zie Ziltmagazine

Oud en nieuw in Bequia

Het is een unieke belevenis om oud en nieuw op een tropisch eiland te vieren. Het tijdsverschil met Nederland is 5 uur, dus de eerste nieuwsjaarswensen sturen wij al om 7 uur ’s avonds over de oceaan naar onze familie. We hebben gereserveerd bij Mac’s pizzeria, met de bijboot gaan we ernaartoe (we worden al half nat door de golven) en hebben heerlijk gegeten. Alle restaurants en bars zitten vol. We wandelen naar het centrum van het stadje, waar de lokale bevolking op straat feest viert met veel drank, joints en heel veel reggea-muziek.




Daarna gaan we langs het water zitten met onze voeten in het zand. Bij een van de vele bars, waar een steelband speelt, toasten wij op het nieuwe jaar met een Pina colada. Daarna barst het vuurwerk los. Dit wordt aan de overkant van de baai afgestoken, waardoor we goed zicht hebben op de prachtige kleuren en vormen.







Na nog wat geswingt te hebben op de opzwepende muziek vertrekken we weer met ons bijbootje naar Beluga. Gelukkig hebben we de kerstverlichting in de kuip aangedaan, want door de vele schepen die er liggen is ons ankerlichtje maar moeilijk te vinden.

Happy new year

Wij wensen iedereen een heel gelukkig, gezond, warm en bijzonder 2013 toe.
Vanaf Bequia toasten wij op jullie en bedanken jullie voor jullie reacties op onze verhalen, goede wensen en lieve mails.

Inmiddels hebben we alle foto’s toegevoegd bij de blogs van de oversteek, die begon op 6 december. Heel veel kijkplezier.




Onze Atlantische oversteek, terugblik, en aankomst

Het oversteken van de Atlantische Oceaan is geen sinecure. Onze oversteek is eigenlijk begonnen in Lissabon, 4 nachten doorzeilen naar Porto Santo bij Madeira. Dat klinkt inmiddels niet zo veel, maar het is gewoon vol oceaanzeilen. Na 2 nachten zeilen waren we vervolgens in La Palma. Dan heb je de keuze: direct naar de Caribische Eilanden of eerst naar de Kaap Verden. Wij kozen voor het laatste. Dat splitst de oversteek in tweeen, met een omweg van een paar dagen. De 800 mijl naar de Kaap Verden was voor ons de opmaat naar het grote werk: ruim 2000 mijl richting Barbados.

Het internet is geen plek om gevoelens te uiten, maar Johan wil toch delen waar onze zeiltocht is geboren: in het Caribisch gebied! In 1979 mocht hij met Henk en Marga mee op de Zwalker. We zeilden van Saint Barts naar Saint Kitts. Dromerig staarde hij over het kajuitdak naar de eilanden in de verte. Dat was het moment waarop hij zich voornam om ooit nog eens met mijn eigen boot de Atlantische Oceaan over te steken en nog eens langs de Caribische eilanden te varen. Nu, na 33 jaar, is het zo ver. We hebben het geflikt, een teamprestatie met zijn vieren als gezin! Met een boot die we eigenhandig van de ondergang hebben gered door een volledige restauratie. Wellicht kan de lezer zich voorstellen wat er dan door je heen gaat als de eerste Caribische klanken uit de radio klinken, als de eerste eilanden in zicht komen na 18 dagen non-stop zeilen.




Je vertrekt met een eigenaardig gevoel. Het valt niet te plannen wanneer je aankomt en het duurt in ieder geval een paar weken. Wekenlang alleen maar de zee om je heen en een periode die zich niet in een weerbericht laat vangen. Het is “maar” de passaatroute, maar het gevoel van controle dat wij westerlingen denken te hebben moet je toch echt helemaal loslaten. We zullen vanaf nu het moeten nemen zoals het komt. De passaatroute kan altijd een aantal stevige verrassingen bieden.





Onderweg hebben we weerkaarten en gribfiles opgehaald en hebben we een beetje een slingerkoers gevolgd omdat ons dat beter leek met de windverwachtingen. Dat is echter maar heel bertrekkelijk. Als je denkt een weerssysteem te kunnen omzeilen, dan kom je er snel achter dat je bootje in 24 uur maar een uiterst klein stukje op de kaart voortschuift. Uiteindelijk kom je in een ritme en we hebben de laatste dagen, ondanks dat we reikhalzend uitkijken naar land, allemaal het gevoel dat het ook nog wel een paar weken zo mag doorgaan.






We hebben geen referentie van andere oversteken, maar ik vermoed dat deze oversteek niet al te zwaar is geweest. We hebben vrij veel licht weer gehad, met halverwege drie of vier dagen heel stevig zeilen en weinig heftige buien. Het lichte weer betekent overigens niet “relaxed” zeilen. We hebben altijd een verwarde zee gehad met deining van minstens drie kanten, bovenop de windgolven. De bewegingen van de boot laten de zeilen constant klapperen en met het nodige geweld tegen de verstaging knallen. Een behoorlijke aanslag op de zenuwen en het materiaal. Veel experimenteren met zeilstand en koers hebben ons uiteindelijk een soort draaglijk compromis opgeleverd, gericht op het maken van een acceptabele voortgang en het heelhouden van de tuigage. De drie dagen met veel wind en, na een uur of 12, ook heel behoorlijke zeegang waren wat dat betreft heel wat aangenamer.



We hebben veel geleerd. Johan zeilt al een jaar of 35, ook op zee. Maar oceaanzeilen voegt een aantal geheel nieuwe dimensies toe. De afstanden zijn lang. De zeegang is altijd overheersend. De routering op basis van weerkaarten en gribfiles is een wetenschap op zich en het handelen aan dek is op de altijd wild bewegende boot iets dat je moet oefenen. Uiteindelijk hebben we het voordewindse reven van het grootzeil onder de knie, het manipuleren van de fokkeboom hebben we helemaal onder controle. Eigenhandig hadden we uitgedokterd welke handelingen je moet doen met die onhandige ruim 5,5 meter lange paal die een heel eigen leven gaat leiden als je iets niet goed doet.




Na het aanlopen van Barbados concludeerden we dat het daar gewoon onaantrekkelijk is om met je zeiljacht te gaan liggen, met in het achterhoofd ook de wens om de kerstdagen een beetje rustig door te brengen. We draaiden af en staken over naar Bequia.




Dat bleek een goede greep te zijn, want we kregen in die nacht veruit de grootste squall over ons heen van de hele reis. Een rolwolk van horizon tot horizon naast ons kwam steeds dichterbij. We volgden de bui op de radar.









We besloten om, op de kotterfok na, alle zeilen te strijken. Dat was maar goed ook, want de bui bracht een beste storm met zich mee uit het zuiden. Een windrichting die de toch al magere ankermogelijkheden bij Barbados lagerwal maken. We hadden op zijn gunstigst een onrustige nacht gehad en mogelijk gevaar gelopen aan die onbeschermde kust. Overstekend naar Bequia was het vele malen veilgier en weinig meer dan een beetje natte bedoening wegens de hevige regen en een wat wilder dan anders bewegende boot. Johan en Bas werden een keer door een onverwachte golf gelanceerd en Johan kwam met een rib in aanraking met het stuur. Weer een gekneusde rib dus. In de loop van de nacht viel de wind uiteindelijk grotendeels weg, zodat we de laatste loodjes motorzeilend aflegden.

Uiteindelijke lieten we het anker vallen in Admiralty Bay, de drukke maar ruime baai van Bequia.







We hadden het anker tenauwernood ingegraven of de wind draait in een bui 90 graden van richting en neemt toe tot bijna stormkracht. Later in de nacht keert de stevige passaat weer terug uit het oosten. Een stevige test voor ons anker, dat goed blijkt te houden. Bequia is een klein eiland met ongeveer 6000 inwoners, maar geliefd bij zeilers. Het is behoorlijk commercieel, vrijwel alles kan je hier krijgen, maar wel tegen een forse prijs. Tegelijkertijd is Bequia op en top Caribisch. De vrolijk geschilderde houten huisjes van Port Elisabeth, muziek vanuit diverse hoeken, mensen die je groeten en veel lachen. Schildpadden duiken regelmatig op in de buurt van de boot, een uitgetrekt strand ligt op een meter of 200 naast de boot en restaurantjes met een steiger voor de bijboot. Je vaart ernaar toe en wandelt over het strand zo de gezellige bar in. We hebben onze aankomst na een dag uitrusten en bijslapen gevierd met een prima maaltijd en een lekkere cocktail vooraf. We hebben inmiddels al regelmatig gezwommen en gesnorkeld en Tim en Bas duiken naar het anker op een meter of acht.














Het weer: het waait hard (de passaat staat bijna altijd door hier) en een aantal keren per dag kan er een stevige regenbui vallen. Het blijft echter altijd behoorlijk warm.

De dag na kerst klaren we in bij de douane en de immigratie. We worden vlot en correct geholpen en na 140,45 East Caribean dollar te hebben afgerekend en een aantal stempels op documenten en in ons paspoort zijn we officieel binnen in Saint Vincent and de Grenadines.





We mogen een maand blijven in deze eilandstaat, ons Caribische avontuur kan gaan beginnen.