Fort de France, Martinique

In La Palma hadden we voor het laatst de boot bevoorraad. Sindsdien hebben we alleen wat verse spullen, kleine aanvullingen en de laatste paar weken

ook frisdrank gekocht. Ons doel was om op Martinique opnieuw te bevoorraden. De “yachting scene” heeft zich op Martinique naar Le Marin in het

zuidoosten verplaatst. Dat vonden we echter niet zo handig, omdat de windrichting het voor ons moeilijk bereikbaar maakt. Daarom gingen we vanaf Grand

Anse d’Arlet naar Ans Matin, tegenover de hoofdstad Fort de France. Het was een ruig zeiltochtje.







Hier zit de kern van het hoteltoerisme en volgens de pilots zijn er legio autoverhuurbedrijven. We wilden met een huurautootje naar de grote

supermarkten in de buurt van Fort de France, omdat in de hoofdstad zelf niet al te beste supermarkten zouden zijn.

We mikten op de kleine jachthaven die in het verleden al meermalen was vernield door een hurricane, maar in 2008 weer als herbouwd in de pilots staat.

En inderdaad op stevige betonnen palen, zo dik als wijnvaten, was het zaakje weer herbouwd. En inmiddels opnieuw vernietigd. Een gestrand jacht dat er

vlak naast ligt als trieste getuige erbij.








In Ans Matin was eigenlijk niet veel meer te beleven. We vonden wel Hertz, Europcar, Budgetcar, Avis en nog een riedel autoverhuurbedrijven. Deze

hadden echter één ding gemeenschappelijk: ze hadden geen auto meer ter beschikking. Het is hoogseizoen zo vlak voor carnaval. Het supermarktje was

ongeveer twee keer zo duur als die in St. Lucia, zouden we dan terug moeten voor de inkopen?

De volgende dag staken we op het fokje de grote baai over naar Fort de France. Dit zou behoorlijk passé zijn, maar dat valt inmiddels best mee. Ze

hebben een ankerplaats voor jachten gereserveerd, met een gigantisch groot en heel goed uitgevoerd dingydock (dat is waar je met je bijboot kan

aanleggen).







Het havenfront is fraai aangelegd met kinderspeeltuinen. De locale bevolking zorgt op die manier voor sociale controle en het ziet er heel gezellig

uit. En ze hebben een MacDonalds. Dit konden we natuurlijk niet versmaden en we hebben daar lekker gesmuld. De taxfree scheepsbevoorrader op een

kwartiertje lopen zochten we tevergeefs. Er was nog een gebouw met twee Schiphol-achtige taxfree drank, parfum en rookwaren winkels, maar die mogen aan

prive jachten niet leveren.



We gingen eerst naar een watersportwinkel (die bestond nog wel op de plaats die de pilot aangeeft) voor een paar kaarten. Ertegenover is de

“Leaderprice” supermarkt met redelijke prijzen. Inmiddels is er ook een grote Carrefour supermarkt in de stad. Deze was echter duurder. Ons

vergelijkend onderzoek verklaarde de Leaderprice tot winnaar.

We zijn vier keer beladen met tassen, rugzakken en een mini boodschappenkarretje op pad geweest en we zijn voorlopig weer voor een maand of drie

bevoorraad. Kennelijk zag het er zo ongewoon uit, verhitte en zwaarbepakte toeristen met boodschappen, dat we werden aangesproken of we een taxi

wilden. Op ons nee keek de taxichauffeur ons aan alsof we volkomen gek waren. Nou ja, beetje dan want de volgende dag hadden we allemaal spierpijn.

De bril van Bas was enigszins uit elkaar aan het vallen, dus zijn we tussendoor nog naar een opticien geweest. Die heeft kans gezien de oude glazen in

een nieuw montuur te zetten. Bas kan dus voorlopig weer goed zien.

Woensdag varen we verder naar Saint Pierre. We vinden Fort de France wel leuk, maar het is gewoon een grote levendige stad met veel verkeer, sirenes,

stoplichten, luide muziek en drukte. We gaan weer wat rustiger plaatsjes opzoeken, tevreden dat onze strategie om te mikken op Martinique voor de

herbevoorrading is geslaagd.














Nautische informatie

Om veilig met de boot te varen gebruiken we heel wat informatie. Naast het kompas en de papieren zeekaarten heeft de moderne elektronica ook veel te

bieden. De kern wordt gevormd door de GPS die binnen bij de kaartentafel hangt. Die gebruiken we natuurlijk als belangrijkste bron voor de navigatie.

Verder zit in de top van de mast een een windsnelheids- en windrichting meter. In de romp van de boot zitten verder nog een dieptemeter met

zeewatertemperatuur sensor en soort schoepje dat de snelheid van de boot meet. Dit alles is leuk en aardig maar je moet het ook ergens kunnen aflezen,

liefst bij het stuurwiel in de kuip. Daarvoor hebben we een systeem aan boord dat vanuit de verschillende informatiebronnen de gegevens draadloos naar

displays zendt. De displays hebben we op een plankje gemonteerd die we in de kuip bij het stuurwiel kunnen plaatsen. Dit syteem heeft de naam

“Tacktick”.

We hebben op deze manier de koers over de grond, de kompaskoers, de diepte, de windrichting ten opzichte van de boot, de windsnelheid, de

zeewatertemperatuur, de snelheid over de grond, de snelheid door het water, koers en afstand tot het doel en nog het een en ander. Heel handig om snel

en accuraat te reageren op veranderende omstandigheden en om een permanent oog op de navigatie te hebben … totdat het systeem uitvalt. Halverwege de

oversteek naar de Caribean begon als eerste de windmeter in de mast zijn signaal te verliezen, later de zender die de GPS gegevens uitzendt en nog

later de zender van de diepte, zeewatertemperatuur en de snelheid door het water. De laatste twee kregen we meestal wel weer aan de praat, maar vielen

wel heel vaak uit.

Van alle informatie die we zo verloren hadden was met name de dieptemeter wel het meest onmisbaar, juist nu we een paar maanden rond de Caribische

eilanden rondscharrelen en ankeren. Alle andere informatie kan je als “handig maar niet onmisbaar” beschouwen. De kern van de navigatie, de GPS binnen,

blijft binnen bij de kaartentafel natuurlijk gewoon te lezen.

Het draadloze systeem is gebaseerd op kleine zonnecellen in de diplays en de windmeter in de mast. Die laden interne batterijtjes op om ook ’s nachts

te blijven functioneren. De zenders binnen worden door de boordaccu’s gevoed, maar hebben ook interne batterijen. Onze verdenking was dat deze

batterijtjes het een voor een aan het opgeven waren.
Eerst hadden we onze hoop gevestigd op de dealer in Rodney Bay, St. Lucia. Omdat daar de ARC aankomt verwachtten we daar de nodige ondersteuning. De

specialist daar begon bij het woord “Tacktick” al meewaardig zijn hoofd te schudden. Hij adviseerde om het hele spul terug te sturen naar de fabriek.

Uit zijn houding bleek dat al vele boten voor ons hadden aangeklopt met vergelijkbare problemen. Nog geen twee minuten later stonden we ontgoocheld

weer buiten. Johan overwoog al om een nieuwe dieptemeter aan te schaffen.
Daarna hebben we het geval aan de leverancier in Nederland gemaild. Nadat we twee keer waren doorverwezen kwamen we uiteindelijk terecht bij Raymarine,

zij hebben Tacktick recent overgenomen. Zo ging er nogal wat tijd overheen, maar uiteindelijk kregen we mail-contact. Dit bleek succesvol. We kregen de

suggestie om via een verborgen instelling (die niet in onze handleidingen staat) de frequentie te wijzigen waarmee de apparaten draadloos met elkaar

communiceren. Het blijkt dat de standaard frequentie in Europa goed werkt, maar ergens halverwege de oceaan verandert er kennelijk iets in de atmosfeer

waardoor de andere frequentie beter doorkomt. Het leek ons nogal een sterk verhaal, maar natuurlijk gingen we het proberen. Tot onze verbazing heeft

alles sindsdien weer goed gewerkt en zijn we weer helemaal blij met alle nautische informatie.



Grande Anse d’Arlet, Martinique

Wat een wereld van verschil: Martinique en de andere eilanden, die we tot nu toe bezocht hebben. Dit eiland is een stuk rijker, er vliegen hier helikopters rond, de straten zijn van asfalt in plaats van beton. Ze spreken hier natuurlijk Frans. Het is ook weer even wennen om met de euro te betalen, mobiel bellen kost hier slecht 36 cent/minuut (op St. Lucia was dat 4,85 euro/minuut) en we kunnen ’s morgen gewoon stokbrood kopen. Een ware cultuurschok dus.

Tot onze verbazing kunnen we inklaren via de computer in een restaurantje, we krijgen van de dame achter de kassa een stempel en handtekening en liggen nu officieel op Frans grondgebied. We blijven gelijk maar plakken om te genieten van de Franse-creoolse keuken en een prachtige zonsondergang.




















We liggen hier in een prachtige baai, al gauw zien we de eerste zeeschilpadden zwemmen. We liggen dan ook al gauw weer onder water en spotten weer nieuwe visjes en veel schildpadden. Tim en Bas hebben een nieuw kunstje bedacht, ze blazen luchtbellen uit die veranderen in luchtkringen. Joke probeert het ook, maar krijgt er alleen maar de slappe lach van en komt niet verder dan een hoop losse belletjes.






















Regenboog en groene flits

Op St. Lucia hebben we prachtige regenbogen gezien. Dagelijks krijgen we de nodige regenbuien op ons dak, dus zien we ook vaak de mooiste kleuren. Regenbogen die felgekleurd zijn tot op de grond en op een ochtend zelfs eentje in pasteltinten.








Niet alleen van de regenbogen, ook van de zonsondergangen maken we vele foto’s. We hebben nu allevier voor het eerst in ons leven de groene flits gezien, sinds haar eerste zeetocht (in 1986) was Joke er al regelmatig naar op zoek. Het verschijnsel duurt slechts 1 tot 2 seconden, dus lastig te fotograferen. De groene flits is het verschijnsel dat het laatste stukje zon groen kleurt, wanneer de zon tijdens zonsondergang achter de horizon zakt.








De theorie luidt alsvolgt:

“De groene flits ontstaat door het afbuigen van lichtstralen door de atmosfeer. Licht beweegt met verschillende snelheden door verschillende luchtdichtheid (sneller bij lagere dichtheid). Hierdoor buigt het licht van de zon dat horizontaal door de atmosfeer gaat, enigszins naar beneden af, zodat je de zon nog kunt zien wanneer deze in feite al onder is.
Het afbuigen is afhankelijk van de kleur van het licht. De zon zendt alle kleuren licht uit, en daarvan buigt het groen en blauw licht meer af dan het rode en gele licht. Zodoende is er een klein stukje zonneschijf, aan de bovenkant, dat enigszins groenig kleurt. ”

St. Lucia – Martinique

Met een tevreden gevoel nemen we afscheid van St. Lucia, we zijn er precies een week geweest en vinden het een charmant eiland. We hebben ook weer nieuwe dingen gegeten, bananenketchup en cocoscandy. In het fruitnetje liggen nog heerlijk sappige grapefruits (inmiddels uitgeperst, ze smaakten veel beter dan in Nederland) en soursop (een vrucht die nog een paar dagen mag rijpen).







We varen van St. Lucia naar Martinique met een stevige wind, langzaam zien we de Pitons steeds vager worden. We zeilen flink gereefd en worden opgelopen door een Britse tweemaster eveneens flink gereefd, het megajacht ziet er spectaculair uit. Na aankomst kwamen zij in hun bijboot langs en maakten ons een compliment dat onze boot er onder zeil zo goed uitzag. Even later zien we een Nederlands jacht, ook zij halen ons in en we maken over en weer foto’s. Toevallig hebben we dezelfde baai als eindbestemming na een heerlijke zeiltocht.


















Als we voor anker liggen en de bemanning van de Helena Cristina zich heeft voorgesteld en we afspreken om de foto’s uit te wisselen, dringt het langzaam tot ons door het de boot van de bekende Nederlandse zeilers Aad en Hella Twigt is. Nota bene auteurs van twee zeilboeken die wij aan boord hebben! Later hebben we gezellig een drankje gedronken en de foto’s uitgewisseld (die van ons volgen in maart, het verlengkabeltje ligt nog in Nederland). Aad kende onze boot en wist nog een en ander over de geschiedenis te vertellen wat wij niet wisten. De Beluga is ooit eens in Curaçao geweest. Een bijzonder leuke ontmoeting!

Rodney Bay, St. Lucia

Vanuit Soufriere varen we tegen de golven in naar Marigot Bay. Johan is hier 30 jaar geleden geweest en wil het graag nog eens zien. In de tussenliggende tijd is de baai erg veranderd, veel huizen zijn erbij gekomen, overal liggen moorings, superjachten bezetten nu de baai en er is zelfs een pontje. Wij vinden het overontwikkeld en als we ook nog eens te horen krijgen dat een mooring voor 1 nacht 80 EC dollar (een kleine 25 euro) bedraagt, dan zijn we het er snel over eens dat we doorvaren naar Rodney Bay. Later horen we van een local die uit Marigot Bay komt, dat het “too much and too fast” is daar. Helemaal mee eens dus.








In Rodney Bay gaan we eerst voor anker en lekker eten bij Jambe de Bois. Het is een gezellig restaurant met een relaxte sfeer, goed internet en live muziek. Er staan 241 (2for1) cocktails op de kaart waarbij je er twee krijgt en een betaald, tja dat laten we ons niet twee keer zeggen. Het meubilair is gemaakt van aangespoeld hout en scheepsonderdelen, zoals een stuurwiel. Een heerlijke hangplek voor ons.
We blijven er twee dagen liggen en nemen een off-dag om alle indrukken van St. Lucia te laten bezinken. Gewoon beetje rondkijken en beetje lezen, we zijn er zo druk mee dat we niet eens een duik nemen.




Tijdens de 17e en 18e eeuw wisselde St Lucia 14 maal van bewind tussen Franse en Britse overheersingen. In 1814 werd St Lucia definitief afgestaan aan de Britten en in 1842 werd het Engels de officiële taal. Sinds 1967 is St. Lucia zelfstandig en in 1979 een onafhankelijke staat met een stabiele parlementaire demokratie. Dit verklaard dus de vele Franse namen hier.

Omdat we water nodig hebben en onszelf willen trakteren op een echte douche gaan we de Rodney Bay Marina in. Het is de haven waar jaarlijkse de boten die deelnemen aan de ARC (Atlantic Rally Crossing) finishen.
Wat een luxe hier!
De boot ligt helemaal stil, we zwemmen in een echt zwembad, douchen met warm water en de was wordt gedaan. Ze zijn hier helemaal ingesteld op service. De was wordt opgehaald en een paar uur later weer teruggebracht. Elke steiger heeft zijn eigen dock master en overal lopen mannetjes rond die reparaties uitvoeren.








We worden aangesproken door iemand die onze romp wel wil poetsen, dat wilden we zelf ook al wel een tijdje doen. Na wat onderhandelen en de charme van de local, ze weten hoe ze je moeten benaderen (stimuleren van de werkgelegenheid) hebben we een deal. De volgende dag wordt er 2,5 uur onder vrolijk gezang hard gewerkt. Rastaman Attention, zoals hij hetzelf zegt, zorgt ervoor dat de hele romp weer schoon en glimmend is. “You happy, me happy, everbody happy”, het klopt helemaal en we hebben de lokale economie weer gesteund.








Aangestoken door zijn enthousiasme ontruimen we het vooronder waar een van de jerrycans met diesel heeft gelekt. We geven de kuip een schoonmaakbeurt en repareren een gebroken stokje. Eind van de middag stappen we zelf ook nog eens onder de warme douche en schip en bemanning zijn weer helemaal spic en span.








Vandaag gaan we uitklaren en varen we door naar Martinique.

Soufriere, St. Lucia

Al meteen als we afgemeerd zijn ruiken we een vreemde geur in de baai. We denken eerst nog dat het van het stadje komt, maar als we ons verdiept hebben in de

bezienswaardigheden hier op het eiland komen we erachter dat het zwavel is. Het blijkt ook dat de naam van het stadje “zwavel in de lucht” betekent. Tja, nu is

het ons duidelijk het dat dus niet van de bewoners afkomstig is. Het was vroeger de hoofdstad van St. Lucia, gesticht door de Fransen in 1746. De Fransen

werden door de Engelsen verdreven in 1754, maar nog een heleboel namen zijn afkomstig van het Frans.







Hier nabij Soufriere ligt de enige krater ter wereld waar je met een auto in kunt rijden. De krater is 12 kilometer in doorsnede, er wonen zelfs mensen in.

Op het eerste gezicht vreemd, maar door de zwavelgeur zijn er geen muggen en de zwavelgrond is erg vruchtbaar. De mensen zijn aan de geur gewend en het fruit

dat ze verbouwen neemt niets op van de smaak van zwavel.
Eigenlijk trekt de krater ons niet zo, maar als we na drie keer weer aangesproken zijn door de lokale bevolking of we er al geweest zijn gaan we toch een

beetje twijfelen. Het blijkt dat ze in de supermarkt zelfs zwavelzeep verkopen.
Na lang beraad gaan we met z’n drieen een kijkje bij de “hottest and most acive geothermal field in the Lesser Antilles”. We krijgen een rondleiding en zien

borrelende poeltjes en opstijgende stoom. Voor de oorspronkelijke bewoners de Amerindians was dit een heilige plaats en het water wordt nu nog beschouwd als

een natuurlijke genezer.




Sinds er 25 jaar geleden een gids in een van de 100 graden hete poeltjes is gevallen, mogen er alleen nog wetenschappers in het centrum rondlopen.
Na de rondleiding nemen we een modderbad van 40 graden (best wel erg warm) en daarna smeren we ons in met lava-modder. Even drogen in de zon, afspoelen en we

hebben een heerlijk zacht huidje.







Onze gids weet nog een prachtige waterval, die is veel warmer dan de koude douches hier. We mogen in onze zwemkleding weer in de taxi, handdoekje op de bank

en hup naar de Petit Piton Mineral Falls.
Het is daar een waar paradijsje. Er zijn twee watervallen, de een 30 graden en de ander ietsie kouder. We zijn alleen en poedelen lekker rond onder de

watervallen en in de zwembaden, we zouden de hele dag wel willen blijven zitten.

















Na een tijdje komt er een buslading toeristen, een goed moment voor ons om weer te vertrekken. We stoppen onderweg nog een paar keer om prachtige foto’s te

maken van ons bootje in de ankerbaai en Petit Piton, die samen met zijn grote broer Gros Piton is opgenomen op de lijst van het Unesco werelderfgoed.















Verder vermaken we ons nog met snorkelen, er zit hier veel koraal in allerlei vormen en kleuren. Sinds 1994 wordt er streng op gecontroleerd dat jachten niet

zomaar ankeren tussen het koraal. Er liggen voldoende moorings en de Rangers zijn erg actief in het gebied. De jongens gaan op een ochtend twee duiken doen en

komen zeer enthousiast terug. Pa en ma gaan ondertussen snorkelen en zien weer een prachtige onderwaterwereld. We zien zelfs belletjes naar boven komen, wat

duidt op kleine vulkanische activiteit. We varen nog even langs de Bat Cave, zien een heleboel vleermuizen en horen een hoop gepiep. We zijn echter niet zo stoer, dat

we er ook in durven zwemmen.

































Het omgaan met de boatboys en de lokale verkopers op het land leren we beetje bij beetje. Sommige zijn bijna agressief en andere praten echt op je gemoed in.

We blijven vriendelijk en laten ons af en toe verleiden tot het kopen van een kettinkje (goed voor de economie), het laten oppassen op de dinghy, alhoewel ie

op slot licht (bijdrage voor het stichten van een eigen bedrijf) en het bijna uit onze handen rukken van een afvalzak (ik heb honger en wil geld voor eten).




Van Bequia naar St. Lucia

We blijven het weekeinde nog in Bequia. Ten eerste heeft dat eiland een beetje ons hart gestolen en ten tweede moeten bij het uitklaren anders overtime betalen

(dat laatste is uiteraard van ondergeschikt belang voor Hollanders). Het is vanaf Bequia tegen de wind niet goed mogelijk om in een keer langs St. Vincent naar

St. Lucia te varen. De afstand is daar te lang voor. Dus hadden wij een slim plan bedacht. We klaren uit in Bequia, lekker gemakkelijk in een efficient

kantoortje. De uitklaring geldt voor 24 uur, dus als we een tussenstop maken in Wallilabou Bay op St. Vincent en we vertrekken van daar uit naar St. Lucia dan

zijn we nog steeds legaal bezig.

Dat plannetje was echter iets te slim, zo bleek al gauw. Er lag een passagierschip van Club Med in Bequia. Die loosde sloepen vol passagiers af op de

aanlegsteiger (de jetty). De customs officer klaarde ons uit, maar voor de paspoorten bleef het hekje voor het kantoortje ernaast geloten. De immigration

officer was aan het stempelen op de jetty. Dus moesten we wachten. Het duurde een half uur (caribische tijd) en een Amerikaan werd steeds bozer en ijsbeerde

zowat de tegels uit de vloer. Hij zou het wel eens met de Prime Minister opnemen. Enfin, na een poosje kwam dan eindelijk de immigration officer en kregen we

ons exit stempel in de paspoorten.





We gingen onderweg naar St. Vincent en kwamen na een erg fraai zeiltochtje over vlak water aan in Wallilabou Bay.
Binnen de kortste keren hadden we een stuk of vijf boatboys (of liever gezegd boatmen, want ze waren al wat ouder) tegelijk aan de boot. We waren nog bezig met afmeren en we hebben ze zo snel mogelijk afgepoeierd.





Wallilabou Bay is de locatie waar delen van een paar films van Pirates of the Caribean zijn opgenomen.
Een aantal, inmiddels flink vervallen, onderdelen van de flimset zijn er nog steeds als een soort museumpje.





We gingen aan een mooring met een lijn naar de

verroeste palen van een ingestorte jetty. Het geld voor de mooring kregen we terug als we in het restaurant gingen eten. Een beste smoes om daar dus maar aan

toe te geven.





Het was niet al te duur en heerlijk! Overigens hadden we in Wallilabou gewoon kunnen uitklaren bij een douanebootje dan aan het einde van de

middag de baai aandoet voor dit doel. Ons slimme Bequia-plannetje was niet nodig geweest.

Naast ons aan de volgende mooring lag een zeilboot met een dame alleen. De boot was ontmast. Johan maakte een praatje en het bleek gisteren gebeurd te zijn. De

giek en de zeilen had ze nog kunnen redden, maar de mast hing op twee plaatsen gebroken en geknikt naast de boot. De uiteinden voor en achter boven water en in

het midden een meter of vijf onder water. Johan bood hulp aan en ze vroeg of we wat waardevolle spullen van de mast konden slopen, twee goede lieren en vier

maststeps bij de top.




De volgende ochtend vroeg gingen Johan, Tim en Bas aan de slag. Het lukte met enig geknoei vlak boven het wateroppervlak om alles van de mast te halen, zonder

dat er onderdelen in het water vielen. Bijna alles was klaar voor haar verdere plannen en we konden verder niets meer doen. Ze was van plan om Wallilabou te

verlaten en in diep water de mast te laten zinken en dan op de motor in etappes naar Grenada te varen voor reparatie. De Canadese dame was erg blij dat de

schade dankzij onze hulp enigszins beperkt was en was ons erg dankbaar. We namen afscheid en wensten haar het allerbeste.




Wij hadden nog altijd een mijl of 40 tegen de wind voor de boeg. De pilot schrijft over de noordkant van St. Vincent: more than a little gusty en more than a

little bumpy. Een acceleratie van de wind langs de 1000 meter hoge vulkaan en valwinden veroorzaken dit. We vertrokken met dubbel gereefd grootzeil en

kotterfok op motorzeilend hoog aan de wind. En inderdaad: het ging al gauw flink tekeer. Toen we net een beetje vrij kwamen van de vulkaan (Soufriere) liep een

squall net achter ons langs en die ook weer heel veel wind gaf. En na een uurtje liep een tweede squall voor ons langs met hetzelfde effect. Al met al kregen

we vier uur lang ongeveer windkracht 8 om onze oren.





We moesten de kotterfok zelfs half inrollen.





De afstand tussen de twee eilanden is vrij groot, en de tweede helft van de tocht kalmeerde alles ineens. Blauwe lucht en nauwelijks wind. Om een uur of vier

meerden we af aan een mooring (dat is min of meer verplicht hierzo) bij het stadje Soufriere op St. Lucia. De zuidelijke helft van St. Lucia is helemaal tot

nationaal park verklaard met bijna overal een verbod op ankeren, of met strikte restricties. We willen op St. Lucia wel het een en ander gaan bekijken en

denken een weekje te blijven.







Weer op Bequia

We zijn weer terug op het eiland Bequia. Het is heerlijk om op bekend terrein te zijn. Als we boodschappen doen, kunnen we snel ons lijstje afwerken. We weten precies waar we moeten zijn, Tim weet zelfs de juiste gangpaden meteen terug vinden. Het is een heerlijke baai, Beluga ligt nu dichter bij het stadje en het is een stuk rustiger dan eind december.
Na een paar dagen kunnen we Jack’s bar niet meer weerstaan, we liggen er bijna naast, en gaan een superlekkere cocktail halen.





Als de alcohol zijn werk heeft gedaan, zegt Johan (onze kok) dat hij nu echt geen puf meer heeft om te koken. De rest is het er helemaal mee eens, we gaan linea recta naar Tommy’s en genieten daar in het restaurant van een heerlijke maaltijd met voorgerecht en toetje en uitzicht over de baai waar net de zon is ondergegaan. Af en toe ons zelf verwennen is zo gek nog niet.
De andere dagen doen we klusjes, de motor wordt gecheckt. Johan verbaast zich erover dat er totaal geen water in de bilg staat. Arie, de windvaan, wordt gecontroleerd en met WD40 behandeld. De vlag is een aantal keren blijven haken en wordt hersteld. Aan het eind van de middag plonzen we in het water en genieten ook hier van de visjes en het koraal. We zien zelfs nog een voor ons nieuwe vis, de Flying Gurnard die een soort vleugels uitvouwt tot een complete waaier als Tim of Bas in de buurt komt.
Na een paar heerlijke dagen hier, gaan we morgen naar St. Vincent en daarna naar St. Lucia.
Met weemoed zullen we afscheid nemen van de Grenadines, een geweldig vaargebied.

Moois onder water

De twee duiken die Tim en Bas hebben gemaakt waren erg mooi. Ze zijn via de dinghy pass door het Horseshoe reef gegaan voor de eerste duik, de tweede duik deden ze in het

riffengebied ten oosten van Mayreau. Het heet daar Mayreau Gardens, met grote onbeschadigde koraalriffen en prachtig onderwaterleven.








Zondag is de wind erg rustig, een mooie gelegenheid om op het Horseshoe Reef zelf te gaan snorkelen. Met de bijboot varen we een paar honderd meter voor de

boot. Dicht achter het rif zijn kleine moorings aangebracht, speciaal voor bijbootjes.










Dit voorkomt dat men met een klein ankertje de bijboot vastlegt en zo het rif beschadigt. Goed om te zien dat St. Vincent de natuur hier serieus neemt en

zijn best doet het gebied open te stellen voor publiek terwijl de natuur zo ongestoord mogelijk blijft. Een aantal jaren geleden heeft hurricane Lenny hier

huisgehouden, wat veel schade heeft toegebracht aan het rif. De natuur heeft zich gelukkig behoorlijk hersteld. We zien heel veel levend koraal in de meest

fantastische vormen en kleuren. Duizenden vissen zien we aan onze maskers voorbij trekken. Hoe langer je kijkt hoe meer je ziet. Na de lunch vinden we dat we

nog lang niet zijn uitgekeken, dus gaan we weer naar een ander stuk van het rif. In ons engelstalige boekje “Reef Fish” proberen we zo veel mogelijk vissen te

identificeren.




























Maandag willen we nog geen afscheid nemen. We gaan weer naar het rif en opnieuw ontdekken we veel moois. ’s Middags gaan we nog het eilandje Petit Bateau

verkennen. Het heeft een mooi strand en aan de zuidkant weer veel koraal met grote scholen vis.











Het wordt tijd om verder te gaan kijken. We zijn tevreden over onze ontdekkingstochtjes in de Tobago Cays. Dinsdagochtend maken we de boot klaar en varen we

een kort stukje naar Saltwhistle Bay op het eiland Mayreau. Dit hoort ook bij het nationaal park. Het eilandje is bewoond en heeft pas sinds een paar jaar

elektriciteit. De baai is vrij klein en ligt vol met moorings. Er is alleen achterin ruimte om te ankeren, maar daar loopt een veel te grote deining de baai

in. Wij kiezen voor een mooring in de rustige noordhoek van de baai. We liggen achter een smalle strook land met palmen en aan beide zijden een strand. Aan de

overkant kijken we uit op de branding die aan de windzijde breekt. Aan onze kant is het een rustig strand met wel een flinke swell die het landen met de

bijboot een beetje lastig maakt. In de loop van de dag komen steeds meer boten, vooral catamarans, binnen. Aan het einde van de dag is alles bezet. We

wandelen wat langs het strand aan de oostkant van het eiland en maken op de terugweg vanuit de bijboot een praatje met de bemanning van een andere Nederlandse

boot, de Cedo Nulli.




Het strand loopt langs de hele baai door. Aan de zuidkant is een steigertje waar je met de bijboot kan landen. Je moet de bijboot met een ankertje van de

gammele steiger afhouden, anders wordt hij door de golven steeds tegen het hout en beton gekwakt. Een paar stappen over het strand is een terras, waar we een

sundowner drinken. Bas en Johan nemen een stevige rumpunch, Joke en Tim een fruitpunch. We besluiten dat we hier blijven eten. Bas heeft de moed om een

lobster te nemen. De eigenaresse van het restaurant laat zien hoe je deze moet eten. Het smaakt allemaal prima.










Woensdag gaan we te voet naar het dorpje dat boven op de heuveltop van Mayreau ligt. Achter de kerk is een plek waar je een prachtig uitzicht over de Tobago

Cays hebt.














Verder naar het zuiden zien we alle eilanden tot en met Grenada. Bij een klein supermarktje kopen we wat brood en koele frisdrank. Als we terugroeien maken

we nog een praatje met de bemanning van de Mare Liberum, ook weer een Nederlandse boot.

Mayreau ligt is het punt van onze reis dat het verst van Nederland ligt. We hebben 5280 mijl (een kleine 10.000 kilometer) gevaren om hier te komen. We besluiten dat we vanaf hier rustig aan noordwaarts gaan scharrelen. Er is daar ook weer veel moois te ontdekken. Morgen willen we het eerste stukje doen, hoog aan de wind zal het afhangen van de voortgang die we kunnen maken hoe ver we gaan. Voorlopig denken we aan korte tussenstops op Bequia en St. Vincent om vervolgens naar St. Lucia te gaan. Na gezamenlijk overleg hebben we besloten dat we de boot willen terugzeilen naar Nederland. We hebben daarom tot eind april de tijd om op Sint Maarten (of een ander goed vertrekpunt) te komen, dus nog een flinke ontdekkingsreis voor de boeg.

— Verstuurd via Iridium, 16/01/2013, Saltwhistle Bay, Mayreau