Volgens plan varen we vrijdag naar Basseterre, de hoofdstad van St. Kitts. Er is daar een kleine
jachthaven waar we wel willen liggen, omdat we hier wat willen bevoorraden. Op het fokje zeilen we de
langerekte baai van St. Kitts over. De jachthaven luistert volgens de pilot naar VHF kanaal 68 en als
Joke die oproept antwoorden ze prompt. Ze hebben een plekje en assisteren ons bij het aanleggen. Je ligt
hier gewoon op zijn hollands, twee palen op een meter of 15 van de kade voor de achterlandvasten en twee
lijnen voorop naar de kade.
Nu hebben alle jachthavens aan de oceaan last van surge. Dat is het heen en weer spoelen van het water
als gevolg van de eeuwige groundswell. Een geruk en getrek van de boten in de haven is het gevolg. De
eerste poging van deze haven was niet best. Daarom heeft men eerst in de oost-west richting de havenpier
fors verlengd. Dat verbeterde de zaak, maar niet genoeg. Daarom is die verlenging aan het einde nog een
keer noord-zuid verlengd. Het lijkt nu prima in orde. We hebben sinds Rodney bay (St. Lucia) niet meer zo
rustig gelegen. Rustig is wel een beetje betrekkelijk. We liggen in een flinke stad en op vrijdag gaan de
locals hier los. De muziek dendert op een ongelofelijk volume door de hele stad heen tot diep in de
nacht. We waren ook vergeten dat je aan land weer muggen hebt, dus de eerste nacht was niet al te
rustgevend.
De haven is helemaal niet duur en we besluiten om twee nachten te blijven. We verkennen de eerste dag de
stad en de supermarkten. Sommige produkten op de EC-eilanden zijn redelijk geprijsd, dus willen we die
alvast inslaan, ook met het oog op de oversteek huiswaarts. De rest komt op St. Maarten wel. Bij aankomst
kunnen we meteen onze was afgeven, die zou de volgende ochtend weer retour komen. We regelen een taxi
tour over het eiland, met aan het einde een stop bij de door ons gekozen supermarkt. Basseterre is wel de
moeite waard, veel gebouwen stralen nog de oude koloniale sfeer uit.
Zaterdagochtend gaan we op taxitour. De tour voert ons wel langs een aantal mooie en historische punten
maar belandt niet in onze top tien. De chauffeur is een pietsie merkwaardig en een nogal gehaast figuur en
weet niet echt veel over de geschiedenis, wel wijst hij zowat elk huis aan waar een belangrijk iemand
woont en elke school en kerk wordt uitgebreid genoemd.
De Engelsman Sir Thomas Warner kwam, nadat Columbus in 1493 St. Kitts had ontdekt, in 1623 aan land en
stichtte Old Road Town. Op Nevis werd vijf jaar later het kamp Jamestown gesticht, dit werd in 1680
vernietigd door een tsunami. Bij die plek hebben we gelegen met de boot.
In 1626 werd Warner gedwongen om een verbond te sluiten met de Fransen om de Caribs, de oorspronkelijke
bewoners, te verslaan in een bloedige strijd. De locatie is nu bekend als Bloody Point. De overlevenden
hiervan, meest vrouwen en kinderen werden gehouden als slaven. Na deze strijd werd het eiland gesplitst
zodat beiden een deel hadden. Ondanks de verdeling was er nog veelvuldig strijd tussen beide
grootmachten.
De Fransen stichtten de stad Basseterre, de hoofstad van het eiland.
De Engelsen bouwden in 1690 het fort Brimstone Hill, strategisch gelegen op een hoogte van 240 meter. Het
duurde ruim 100 jaar voordat het gehele complex voltooid was. De Fransen hadden het in 1782 een jaar
lang in handen, daarna ging het weer terug in handen van de Engelsen.
Zowel Nevis als St. Kitts (ze vormen samen één staat) werden dankzij de suikerplantages de “moeder” kolonie van de Carieb.
Op de eilanden werden vele slaven verhandeld, jaarlijks 11.000, totdat in 1838 de slavernij werd
afgeschaft. Dit was ook meteen het einde van de bloeiende handel. De vele suikerplantages werden verlaten
en wat we nu er nog van zien zijn de restanten vaak in de vorm van ruïnes.
Via de botanische tuin van Romney Manor, een oude en vervallen suikerplantage, gaan we verder naar de
Black Rocks. Dit zijn rotsen die gevormd zijn tijdens een vulkaanuitbarsting 400 jaar geleden, waarbij de
lava in de zee is gestort.
Verder zien we veel suikerrietvelden die niet meer benut worden. Een deel van het treinspoor dat vroeger
gebruikt werd voor het per trein afvoeren van het suikerriet, wordt tegenwoordig gebruikt door een
toeristische dubbeldekstreintje.
Wat wel goed gaat met onze chauffeur is de supermarkt-stop. Het kost even moeite om Dr. Elvis duidelijk
te maken dat we toch echt een ruime stop hebben afgesproken met zijn broer. We slaan we twee karren vol
spullen in met gebruikmaking van de kortingskaart van de chauffeur. Alles wordt netjes naast de boot
uitgeladen.
Zondag besteden we aan schoonmaak, opruiming en klussen. We hebben weer eens water uit de slang, waarmee
we de boot ontdoen van het zout en de watertanks weer vullen. Johan repareert de gebroken roeiriem met
een langs de weg gevonden stukje kuntstof pijp. Die past vrij goed in de holle roeiriem, zodat met een
aantal popnagels de zaak weer stevig aan elkaar is geklust.
We blijven toch nog maar twee extra dagen. Ook maandag klussen we nog verder, de bijboot schoonmaken, een
steun voor het lichtweerzeil maken, nog wat boodschappen en uitklaren. Dat laatste gaat op zich prima,
maar we vinden de sfeer in het kantoortje erg merkwaardig. De customs officer vraagt meerdere keren
dezelfde vragen, waar we heen gaan, met hoeveel personen we zijn aangekomen, met hoeveel we weg willen.
Samen met de immigration-dame smiespelen ze een poosje, maar uiteindelijk krijgen we een
uitklaringsbewijs en stempelt men onze paspoorten af. We hadden eigenlijk wel iets op onze kerfstok: we
hadden vanaf Nevis eerst hierheen gemoeten en niet eerst wat rondpionieren in het zuiden, waar we
beschutting zochten voor de swell. Gelukkig accepteert men dat we vrijdags in Basseterre zijn aangekomen
en vragen ze niet naar de tussenliggende periode. Toch opgelucht verlaten we het kantoortje met de
gewenste papieren en stempels.
Morgen willen we door naar Sint Eustatius, ofwel Statia. Alweer zo’n afgekorte naam die algemeen wordt
gebruikt. Een stukje Nederland in het verschiet!