Guadeloupe

We willen een paar bezienswaardigheden in het regenwoud, op het deel van Guadeloupe dat Basse-Terre heet, bezoeken en daarvoor

heb je vervoer nodig. Bij een autoverhuurbedrijfje lukt het om voor één dag voor een redelijke prijs een autootje te huren.

Zondagochtend 08.00 uur ophalen, maandagochtend weer terugbrengen. Zondag gaan we vroeg uit de veren. Het kost even tijd om

alle spullen voor de dag met de auto in te pakken, met de bijboot naar de wal te gaan en naar het verhuurbedrijfje te lopen.

We meren de bijboot af met een achteranker uit om de boot van de jetty af te houden. De afgesproken 08.00 uur is natuurlijk

een beetje Caribisch, dus een klein half uurtje later krijgen we de auto.







Een stokoude Renault Twingo uit 1997. Hij start vlot en rijdt goed, maar vertoond een vemakelijke hoeveelheid gebreken. De

kilometerteller blijft op nul staan, de stuurbekrachtiging valt steeds uit, de airco blaast soms warme lucht, het airbag

lampje brand en het boordcomputer lampje knippert permanent. Als we wegrijden dan hebben we er niet zo’n hoge pet van op,

maar het valt allemaal reuze mee. Het autootje brengt ons overal waar we heen willen. Op de steile bergweggetjes zijn we wel

altijd de voorste auto van de file, maar in zijn één kruipen we toch wel omhoog.

We rijden naar hoofdstad Basse Terre waar we een kopje koffie drinken en gaan door naar het parkeerterreintje bij de top van

de Soufrière, die een hoogte heeft van 1467 meter en bijna permanent in de wolken hangt. Het parkeerterrein ligt op 900 meter

en we hopen wat mooie uitzichtspunten te passeren. Bovenaan is alles echter helemaal vol met auto’s. Met enige moeite wurmen

we ons weer naar beneden. Onderweg lunchen we wat en genieten van vogeltjes en het regenwoud om ons heen. Op een lager

gelegen stuk maken we een wandeling door het regenwoud zonder iemand tegen te komen.















We gaan door naar de grote watervallen (de drie Chutes de Carbet) en wandelen naar de tweede, deze is behoorlijk hoog en

imponerend. De watervallen zijn resp. 115, 110 en 20 meter hoog en bevinden zich op een hoogte van resp. 1005, 711 en 410

meter hoogte. Gemiddeld stroomt er 1200 liter per seconde doorheen met een maximum van 190.000, waanzinnig veel water dus.
Jammer dat een recente aardverschuiving het uitzichtspunt op de waterval ontoegankelijk heeft gemaakt, zodat we er slechts

beperkt zicht op hebben.















De wandeling naar de andere grote waterval zou te veel tijd vergen dus vermaken we ons hier. Aan de voet van de waterval is

een fotosessie aan de gang met een model. Vermakelijk om te zien hoe ze in het koude water mooi moet zijn. We wandelen hier

wel door een mooi stuk regenwoud en zien heel veel soorten planten, compleet met lianen die van de bomen afhangen.






We nemen nog een kijkje bij een meertje op 400 meter hoogte (Grand Etang) en rijden met een grote boog via de Route de la

Traversée terug. Hier zijn nog een aantal mooie dingen te zien. We gaan naar een waterval (Cascade aux Écrevisses) die van de

zijkant een rivier in stroomt. Er is daar een poel helder water waar veel mensen, zowel toeristen als locals, even induiken.

Joke, Tim en Bas gaan erin en de mooie foto’s die hiervan op de website staan zijn dus van Johan (bescheiden kuchje).















Laat in de middag rijden we uiteindelijk weer naar het Cousteau park. We zien in de verte de boot goed voor anker en de

bijboot nog goed bij de jetty liggen. We besluiten bij een lokaal restaurantje uit eten te gaan om de geslaagde dag te

vieren.






Als we ’s avonds laat terugkomen, is de bijboot helemaal onder de jetty terecht gekomen. Dat is niet best, want er zijn

flinke golven gekomen en de onderkant van de jetty is scherp. We hadden een achterankertje uitgegooid om de bijboot van de

jetty af te houden, maar dat was door zwemmers bij het strand kennelijk onder de bijboot gegooid. De bijboot wordt nu steeds

met geweld tegen de onderkant van de jetty geperst, heeft daardoor veel water geschept en ligt nu half aan de andere kant van

de jetty. Bas stapt in, werkt de boot onder de jetty uit en ziet dat een roeispaan is geknakt. Verder is het knopje van het

benzinekraantje van de buitenboordmotor verdwenen. In donker gaan Tim en Bas als eerste naar de boot, moeizaam roeiend om

ongeveer 150 liter water uit de boot te pompen. De buitenboord krijgen ze, zo in het donker, niet aan de praat dus komt Tim

de achterblijvers ophalen. De geknakte roeispaan breekt nu helemaal. Paddelend komen we weer aan boord. De volgende ochtend

staan Johan en Joke vroeg op om de auto terug te brengen. Johan ontdekt nu ook dat de bijboot lek is. We kunnen nog wel naar

de kant als we het staafje van het benzinekraantje met een tangetje bedienen. We doen wat boodschappen bij de supermarkt en

leveren de autosleutels in.

Terug op de boot buigen we ons over de gehavende bijboot. Er zitten ook krassen op de tubes en op één plaats is de rubberboot

een beetje lek. Dat is wel een klein rampje, want de bijboot is onze enige verbinding met de wal. We liggen vrijwel overal

voor anker, soms tientallen, vaak enkele honderden meters van de wal. De enige manier om aan land te komen is met de bijboot.

We hebben geluk gehad dat de roeispanen het grootste deel van het geweld hebben opgevangen. De buitenboordmotor is er goed

afgekomen en kan met een beetje improvisatie gewoon gebruikt worden. De roeispaan moet worden gerepareerd, maar daar hebben

we geen materiaal voor aan boord. Johan plakt het lekje in de bijboot. We zullen nu 24 uur moeten wachten op het drogen van

de lijm. Hopelijk is de reparatie succesvol.






Jaques Cousteau National Park, Guadelouope

Tim en Bas gaan duiken in het in 1997 opgerichte Cousteau Underwater Park, het bevat de Pigeon Islands en een groot deel onder water. Het water is heel er helder met een zicht van minstens 20 meter.
Joke en Johan gaan in de tussentijd met een glasbodemboot bij de Pigeon Islands kijken. Het water is heel helder, we hebben minstens 15 tot 20 meter zicht. De ramen zitten 1,5 meter onder water en al snel komen er vissen langs zwemmen. De boot gaat aan een mooring liggen en we mogen een half uur snorkelen, we zien al gauw veel grote vissen die ver onder ons zwemmen. Op de terugweg krijgen we een rumpunch aangeboden en zien we nog een paar zeeschildpadden. We zijn op tijd terug om de jongens terug te zien komen van hun duik en hun enthousiaste verhalen te horen. Ze zijn voor het eerst door een spleet van 10 meter gezwommen en hebben veel grote vissen gezien. We lunchen bij het strand en gaan ’s middags nog een keer snorkelen.





























Iles des Saintes – Pigeon Islands

Vanwege beperkte internetverbinding hebben de berichten enige vertraging. We beleven veel en er is genoeg te vertellen, dus binnenkort nog meer nieuws.

De jongens gaan duiken achter een van de kleinere eilandjes, bij Pointe de Cabrit. Ze horen walvisgeluiden die volgens de

duikinstructrice op zo’n 5 tot 10 kilometer afstand zwemmen. Een bijzondere ervaring vinden ze.
Verder gaan we naar het strand bij Pompierre, waar veel geiten en kippen rondscharrelen en een heleboel toeristen liggen. We

snorkelen nog een paar keer in het glasheldere water en zien weer nieuwe vissen. Tim ziet zelfs een Lizardfish die een school

Squirrelfish aanvalt en er een te pakken krijgt. Met de vis nog half uit zijn bek blijft hij een tijdje al slikkend op de

bodem liggen, een fascinerend gezicht.
Joke ziet ’s morgens om half 8 de dolfijnen weer bij de boot en gaat gelijk het water in, we krijgen er geen genoeg van. De

kleine dolfijn is erg speels en springt zelfs een paar keer hoog uit het water. Ook als we op de boot zitten maken we weer

foto’s van ze.


























Als we richting Guadeloupe vertrekken komen de dolfijnen langs de boot zwemmen, ze gaan voorlangs steken hun koppies nog een

keer boven water en buigen dan af naar links.
Onderweg gaan we het bijliggen uitproberen, dat is een manier om door een storm te komen. Het waait een kleine windkracht

zes. We rollen de genua in en hebben het grootzeil met een dubbel rif erin bijstaan. Op het gereefde grootzeil en de

kotterfok gaan we overstag, tenminste dat willen we, maar de boot komt zo (met relatief weinig zeil op voor de windkracht)

niet door de wind. Met de motor erbij lukt het wel, de motor gaat nu weer uit. We laten de kotterfok staan, dus die komt bak

te staan, aan de loefzijde van de boot in plaats van aan de lijzijde. De winddruk in de kotterfok en het grootzeil houden

elkaar in evenwicht, zodat er niet meer gestuurd hoeft te worden als we het stuurwiel helemaal naar de wind draaien en

vastzetten. De boot komt op deze manier vrijwel tot stilstand op ongeveer 60 graden aan de wind en ligt heel rustig op de

golven. Test geslaagd. In een eventuele echte storm (later op de terugreis) kunnen we dit doen, met een derde rif en een

kleiner gerolde kotterfok zouden we een behoorlijke windkracht moeten kunnen doorstaan.







De eerste ankerplaats is bij Rivière Sens, even ten zuiden van Basse Terre, de hoofdstad van Guadeloupe. Er is daar een

jachthaven, waarvan het buitenste havenhoofd tijdens een orkaan is ingestort. Dit is echter weer gerepareerd en de in de

ingang terecht gekomen rotsblokken zijn verwijderd. We wachten op een catamaran, daarna meren we af aan de brandstofsteiger.

We tanken wat diesel en willen ook water tanken, daar kwamen we eigenlijk voor. Dat was echter niet beschikbaar aan de

fueljetty. De havenmeester propte ons tussen twee locale jachten. Deze liggen hier allemaal aan een mooring achter en met de

boeg naar de steiger. Er is dus wel wat ruimte. Met onze eigen slang komen we zo bij een drinkwaterkraan, die hier keurig,

net als in Nederlandse jachthavens, op regelmatige afstanden op de steiger staan. Als dat klaar is varen we weer door. Een

ligplaats is niet voorhanden en het ankeren buiten de haven is ook niet best omdat de oever heel steil afloopt en er nog

altijd een behoorlijke swell (deining) staat.








De eerstvolgende baai is Anse à la Barque. Deze baai is heel diep en erg vol moet locale bootjes. Een viertal jachten vult

het verder helemaal op. Na een rondje door de baai varen we weer uit. Dit is het ook niet. Dan maar door naar het Jacques

Cousteau nationaal park. Tegenover de Îlets à Goyaves (Pigeon Islands) ankeren we in de baai. Er is hier veel te zien en te

doen, dus we vinden het hier prima. De schildpadden zwemmen om de boot, er is koraal op een meter of 80 naast de boot en op

de kant zijn een heleboel duikscholen, restaurantjes, strandjes en er zijn wat autoverhuurbedrijfjes.

Iles des Saintes en super verjaardagscadeau

We hadden een rustig tochtje van Marie Galante naar Iles des Saintes verwacht dat 15 mijl bedraagt. Al snel kregen we stevige

regenbuien op ons dak en er stond een behoorlijke zeegang. Aangekomen bij Bourg des Saintes pikten we een mooring op

aangezien je hier niet mag ankeren. We hadden het geluk dat er dichtbij het dorpje een mooring vrij was. We gingen de kant

op, helaas waren veel winkeltjes dicht en kregen we nog een aantal buien over ons heen.








We hadden gehoord dat het heel toeristisch is, dat valt ons reuze mee. De straatjes zijn gezellig, kolibries en pelikanen

vliegen hier rond. Eind van de middag hebben we geborreld met de bemanning van de Shishico en hoorden dat er zelfs dolfijnen

in de baai zijn.
Bas wilde op zijn verjaardag naar een strand aan de andere kant van het eiland. Vanwege de toeristen die hier dagelijks met

de ferries komen, besloten we om vroeg op pad te gaan. Toen we echter ’s morgens om half negen even in de kuip een kopje

koffie aan het drinken waren, zagen we opeens een dolfijn (tuimelaar) vlak naast de boot. Bas pakte zijn snorkelmasker en vinnen en

sprong meteen het water in. Even later kwam een van de dolfijnen rondom Bas cirkelen, een mooier verjaardagscadeau kon hij

zich niet wensen.













Aangezien Tim en Joke ook het water ingingen en de dolfijnen nog lang in de buurt bleven was het al redelijk laat geworden.

We besloten om onze plannen te wijzigen. Eerst even een stokbroodje voor de lunch te halen met wat lekkers erbij en ’s

middags wilde Bas wel de 313 meter hoge heuvel te beklimmen waarop een toren uit de tijd van Napoleon staat.
Het werd een flinke klim en het was echt de moeite waard vanwege het prachtige uitzicht.














’s Avonds hebben we eerst een cocktail gedronken op het pleintje en daarna heerlijk uit eten gegaan in een restaurantje langs

de waterkant.



Marie Galante

De trip van Dominica naar Marie Galante was een test om te kijken hoe de boot hoog aan de wind vaart in ruwe zeegang. Resultaat: test geslaagd. De boot liep soepel door de golven en maakte goede voortgang. Voor het eerst sinds de reis lukte het om het gangboord in het water te krijgen. Na een heerlijke zeiltocht komen we aan bij het redelijk platte eiland Marie Galante, vernoemd naar een van de schepen van Columbus.




We ankerden bij St. Louis, we wilden een autootje huren om het eiland te verkennen. Ook hier was geen enkele auto te verkrijgen. Marie Galante heeft een aantal attracties en een daarvan is een kilometerslang strand dat je bijna voor jezelf alleen hebt.







Picard River

Andrew weet nog een leuk plekje om te gaan zwemmen in de Picard River even ten zuiden van de Indian River. Als we de volgende dag de dingy aan de hoofdsteiger hebben vastgebonden, lopen we hem toevallig tegen het lijf. Hij belt meteen een van zijn medewerkers en vijf minuten later zitten we in een busje op weg naar de rivier. Verscholen in het regenwoud komen we bij watervalletjes met kraakhelder stromend water.

Een local die de was aan het doen is, wijst ons de weg naar een hangbrug iets verder op. Het is onderdeel van het Waitukubuli National Trail. De naam Waitukubuli was de oorspronkelijke naam van Dominica, dat “Tall is my body” betekent. Dit is een verwijzing naar de vorm van het eiland. Het nationale bier draagt nu de naam Kubuli, met zorg gekozen om iets van het oorspronkelijke verleden te behouden.




























Wat een luxe, de rest van de middag genieten we van ons privezwembad. We lopen door het regenwoud weer terug naar Portsmout en zien onderweg weer prachtige vogels en bomen. We besluiten deze heerlijke dag met een etentje aan het strand. ’s Avonds op de boot genieten we nog lang na van alle indrukken van dit prachtige eiland, met op de achtergrond de swingende klanken van reggae livemuziek.







Carnaval op Dominica

Van het carnaval hebben we zowel op Martinique als op Dominica wat van meegekregen.
Op Martinique, duidelijk een rijker eiland, was het weekend voor carnaval al een feest en zagen we mensen in felgekleurde en sexy kleding rondlopen. Ook de muziek hield ons nog lang wakker, wat een heksenketel was dat. Van vier kanten muziek, allemaal door elkaar.
Nu op Dominica is het heel anders. Het carnaval begon ’s morgens vroeg om 4 uur (wat een herrie als je in je bedje ligt). Ze hadden ons al gewaarschuwd, maar eigenlijk geloofden we het niet. De optocht bestaat uit een vrachtwagen met veel geluidsboxen die een gigantische herrie voortbrengen (zelfs Tim en Bas vonden het niks). Een moderne mix van Caribische muziek, met techno, house en een sausje mix erdoorheen.

De mensen hebben hun gewone felgekleurde kleding aan, sommige met een masker, andere met een kostuum (zelfgemaakt van plastic zakken). Je kunt echt merken dat ze hier armer zijn. Ze swingen en hossen achter de grote vrachtwagen aan en de meeste zijn behoorlijk dronken. Een heel verschil met Nederland en Martinique.







Gave tijd in Dominica

We hebben tot nu toe al heel veel moois gezien en beleefd. Dominica is, ondanks onze scepcis vooraf, regelrecht in de top drie beland. Wat is dat een mooi eiland met sympatieke mensen.

Een aantal jaren terug werd Dominica door menig zeiler gemeden omdat de boatboys agressief en lastig waren. Dit heeft men ingezien en nu hebben ze zich georganiseerd. Zonder verdere verplichting wordt een één boatboy aan een bezoekend jacht gekoppeld, in ons geval Jack van Cobra Tours. Je wordt verder door niemand lastig gevallen. De ochtend na de barbeque (hadden we al gezegd dat die “all you can eat and all you can drink” was?) haalde Jack ons op, om op carnavalsochtend de douaneformaliteiten te regelen.





Hij bood aan om dit voor ons te verzorgen. Omdat Nederlanders, die we op de BBQ hadden ontmoet, problemen hadden om de 14 dagen geldende “in and out clearance” te verkrijgen, namen we het aanbod van Jack aan om alles voor ons te regelen.
Jack voer met ons naar de baas van Cobra Tours (Andrew “Cobra” O’Brian) en we gaven de scheepspapieren af. Jack bracht ons weer bij de boot met de afspraak dat we een kwartier later de papieren en de clearance zouden krijgen. Tevens wilden we bekijken welke tochten we over het eiland kunnen maken.

Een Caribisch kwartiertje later (vier Nederlandse uren) kwam Jack met de clearance en een map aan, waarin de tochten die Cobra Tours organiseert. We kozen de Indian River en een tocht over het noorden van het eiland. We hebben daar geen spijt van gekregen. De volgende ochtend om 07.00 uur werden we door Jack opgehaald en naar het begin van de Indian River gebracht. Omdat er in de nacht een behoorlijke swell was gekomen moest Jack tussen twee brekers vol gas de rivier op varen. Dat zouden we de eigen bijboot niet heelhuids hebben kunnen doen.

Andrew nam ons over in een roeiboot (motoren zijn op de Indian River verboden) en roeide ons ongeveer een mijl landinwaarts. Onderweg vertelde hij veel over de planten en de dieren die we tegenkwamen. De bloodwood trees (de mangrove-achtige bomen langs de rivier) groeien met prachtig gevormde wortelstelsels langs de kant. We zagen ook kolibries en een aantal andere mooie vogelsoorten.




















Aan het einde gingen we even aan land bij een steiger. Andrew las de beheerders van het cafeetje daar de les over afval dat ze lieten rondslingeren. We liepen een stukje door de bush en gingen weer terug. Er stond een busje voor ons klaar. Later kwam de Franse bemanning van een catamaran ook in de bus. Andrew regelde dat Winston onze tocht over het eiland deed. En dat was een schot in de roos.

Met een aanstekelijk enthousiasme en zichtbaar trots op zijn land leidt hij ons langs allerlei bezienswaardigheden, inclusief zijn eigen huis en het huis van de premier van Dominica. Hij verteld dat Dominica zijn naam ontleend aan Columbus die op een zondag (domingo) voet aan land zette. Regelmatig stopt hij om een tak of vrucht te plukken en aan ons te laten zien. We komen ondermeer bij de Red Rocks waar lang geleden een aardbeving de vruchtbare laag aarde van de harde ondergrond heeft verwijderd en een scheur in de rotsen heeft gevormd. Het is daar een indrukwekkend maanlandschap met diepe spleten in de grond en een mooi uitzicht over de kust en de oceaan. We komen bij een koude zwavelbron, waar de gassen via gaten in de grond opborrelen.




















We gaan ook naar de Chaudiere Pool. Dat is een waterval die zich in een diepe poel stort. Het is een uurtje lopen door de wildernis. We klauteren over de rotsen en boomwortels terijl Winston als een hinde vooruit snelt. Je kan bij de waterval vanaf een meter of acht naar beneden springen en je via een natuurlijke glijbaan de waterval af laten storten. Tim en Bas vermaken zich prima. Joke springt na lang aarzelen wel de poel in en Johan kijkt dapper toe.

























Dit waren slechts de hoogtepunten van een tocht die de hele dag (ruim 8 uur) in beslag heeft genomen, terwijl in de beschrijving stond dat het om een 4-uurse tocht ging. Om een indruk te geven wat Winston allemaal heeft laten zien aan planten en bomen, soms in plantages, soms gewoon in het wild groeiend in het regenwoud: vanille, kaneel, cacao, koffie, abrikoos, sinaasappel, mandarijn, mango, banaan, plantaan (een banaan die je moet koken), citroen, limoen, papaya, ananas, kruidnagel, nootmuskaat, bosaardbei, avocado, broodvrucht, yam (soort aardappel), taro root (soort spinazie, ook wel callaloo), cashewnoot, pompelmoes, gember, kokosnoot, een gomboom, wierook, limoengras, katoen, pompoen en nog een aantal die we weer vergeten zijn.





























Dit alles in een prachtige overdaad aan groen waarmee Dominica is overdekt van zeeniveau tot aan de ruim 1400 meter hoge toppen van de bergen. Aangestoken door het enthousiasme van Winston komen we allemaal, zowel de Fransen als wij opgetogen aan het einde van de dag weer terug in Porthmouth. Hij regelt een boatboy om ons weer bij onze boten te brengen. Later komt Jack langs en informeert of alles goed is gegaan en tegen de avond komt Andrew langs om af te rekenen. We kregen, zoals Jack ons vooraf had beloofd, een prima deal. We betaalden alleen voor de lange bustour (zoals keurig vooraf in de informatiemap stond aangegeven). De Indian River en het regelen van de clearance werden niet in rekening gebracht. Vooraf had Jack ons gezegd: “first we want you to have a good time, money is not the most important”. Wij vinden echt dat ze dat hebben waargemaakt. Daarom een beetje reclame voor Cobra Tours.














Dominica, the place to be!

We hebben een aantal positieve verhalen gehoord over Dominica, dit in tegenstelling tot de wat oudere verhalen en een negatieve aantekening die nog altijd op de actuele elektronische zeekaart staat. Op de Tobago Cays kwamen we Canadezen tegen die het een schitterend eiland vonden, op de blog van Doen lazen we positieve berichten en de bemanning van Anna Sophia raadde ons ook aan om Porthmouth te bezoeken. We besloten we om de volgende dag vroeg op pad te gaan.
Om half vier ’s morgens haalden we het anker op en in het donker voeren we weg van Martinique. Het was even wennen zo midden in de nacht. Al snel ging het behoorlijk waaien, we hebben alles gehad tussen de 0 en 23 knopen en dat verschillende keren afgewisseld.
Eind van de ochtend kwamen we op de hoogte van Rouseau, de hoofdstad, waar de carnavalsmuziek op een afstand van 3 mijl uit de kust was te horen. Langs de magnifieke kust voeren we naar Portsmouth in het noorden.





De boatboys hebben zich verenigd in een organisatie PAYS (Portsmouth Association of Yacht Security) genaamd. Elke boot krijgt zijn eigen boatboy toegewezen, dus geen gezeur van bedelende mannen meer. Er is zelfs een security die ook ’s nachts de wacht houd. We hadden al gehoord van de wekelijkse barbecue en waren precies op tijd gearriveerd. Elke zondagavond wordt er een Beach BBQ gehouden inclusief rumpunch, de opbrengsten komen ten goede aan de organisatie. Het was lekker druk en we kwamen aan een tafel te zitten met een stel Engelsen en Nederlanders. Linda en Dirk van sy Jade hadden we ’s middags al ontmoet. Wat een heerlijke mensen, lekker down to earth en enthousiaste vertellers. Ze hebben een wereldreis van 6 jaar achter de rug en runnen in de zomer een restaurant in Nederland en in de winter zeilen ze in warmere oorden rond. De Engelsen zijn echte zeilers, hij is 78 en ze gaan deze zomer terug naar Engeland en daarna meteen weer oversteken naar de Carieb want ze zijn dol op oceaanzeilen. Johan heeft een hele tijd met ze zitten kletsen over de Contessa 32 (onze vorige boot). Het bleek dat de man als skipper van de Contessa 32 “Destroyer of Hornet” de Fastnet Race van 1979 heelhuids had oveleefd. In die race waren vele jachten beschadigd en gezonken. Alle Contessa’s hadden het echter goed doorstaan. De barbeque was heel gezellig.










Saint Pierre, Martinique

St. Pierre is onze laatste ankerbaai op Martinique. Wat meteeen al opvalt is de berg Mont Pelée. Vroeger was St. Pierre de hoofdstad van Martinique,

ooit was dit de belangrijkste, mooiste en rijkste stad van het eiland. Vlakbij deze stad werden in 1658 de laatste Caribische indianen vermoord,

volgens de legende spraken de laatste indianen vlak voor hun dood een vloek uit over de berg. Op 8 mei 1902 (Hemelvaartsdag) barstte de vulkaan uit,

met als gevolg bijna 30.000 doden.








De vulkaan gaf al dagen van te voren waarschuwingen, maar de gouverneur van het eiland durfde geen

verantwoordelijkheid te nemen voor een evacuatie. Hij werd daarbij gesteund door de plantagehouders, die vanwege financiële belangen geen evacuatie

wilden. Zelfs de krant schreef de dag voor de uitbarsting dat er geen gevaar aanwezig was. Enkele individuen hadden het gezonde verstand om weg te

gaan, voor de rest van de bevolking was alleen al het idee dat zo’n belangrijke stad vernietigd zou worden ondenkbaar. Denkende aan onze moderne maatschappij,

hebben we het gevoel dat de mensheid nog niet veel van de geschiedenis heeft geleerd.
De vulkaanuitbarsting was zeer heftig, er was een zogenaamde pyroclastische stroom. Dit is een van de verwoestendste effecten van een

vulkaanuitbarsting. De golven bestaan uit vaste of halfvloeibare lava, gas, rotsen en as. Ze kunnen temperaturen bereiken tot circa 850 °C en snelheden

tot circa 725 km/u. De uitbarsting van de Mont Pelée was zo bijzonder, dat het fenomeen de naam nuée ardente kreeg, deze stroom had een rode gloed

vandaar de naam die betekent “brandende wolk”.
Er waren slechts twee overlevenden. De bekenste hiervan was Cyparis, die zijn straf voor moord uitzat in de plaatselijke gevangenis. Cyparis zat

opgesloten in een stenen isoleercel die gespaard bleef tijdens de ramp en er nog steeds staat. Hij had flinke brandwonden door de hoge temperatuur maar

hij wist het nog drie dagen vol te houden totdat hij gevonden werd. Hierna werd hem gratie verleend en zoals dat vroeger ging met mensen die iets

afwijkends hadden, kreeg hij daarna een carriere in een rondreizend circus waar hij zijn brandwonden toonde.








Tegenwoordig wonen er nog maar 5.000 mensen en is Fort de France de hoofstad van Martinique. Er zijn nog vele ruïnes van de ramp waaronder het

indrukwekkende theater en Quartier de Figuier (18e eeuwse opslagruimtes). Veel van de huidige huizen zijn gebouwd op de oude fundamenten. Er liggen minstens 12 wrakken in de baai als gevolg van de vulkaanuitbarsting. Tim en Bas zijn naar de meest ondiepe, nog altijd 30 meter, gezwommen en hebben daarvan de contouren gezien.








De volgende dag gaan we wandelen, we komen in het dorp de kindercarnavalsoptocht tegen. De kinderen dansen enthousiast en zijn kleurig aangekleed. Als

we een foto willen maken worden we met ons fototoestel naar voren geschoven (dat moet wel een hele trotse ouder zijn).





Buiten het stadje gaan we eerst naar een waterval met de mooie naam Jardin de Plantes.
We klimmen gestaag omhoog en komen langs weelderig groeiende en bloeiende planten en bomen. Jammer dat we bij de waterval niet kunnen afdalen om een

even te plonzen, het is veel te steil. De heenweg zou wel lukken, maar terug gaat niet meer. We nemen een flinke slok van ons meegebrachte water en

gaan op weg naar ons volgende doel, een rumdistilleerderij.





















De fabriek van Depaz is zeven jaar na de vulkaanuitbarsting weer in gebruik genomen door de enige overlevende van de hele familie, 20 jaar na dato is het landhuis weer herbouwd. In het museum zien

we de oude klok die door de hitte gedeeltelijk gesmolten is. Met een foldertje in de hand lopen we rond op het terrein en leren en zien van alles over

het maken van rum. We hebben het geluk dat de oogsttijd van februari tot juni loopt en dat de machines net opgestart worden en de aanvoer van

suikerriet is begonnnen. De machines worden nog door een echte stoommachine aangedreven. Het afval van het suikerriet wordt gebruikt voor brandstof en het

as wordt later als mest op de velden gebruikt. Het water dat samen met de uit het riet geperste suiker gebruikt wordt als bais voor de rum, is afkomstig van de berg. Er is 12 kilometer

water gekanaliseerd en dus overvloedig aanwezig. Daar maken we dankbaar gebruik van door onze gezichten even te verfrissen en de bidons opnieuw te

vullen. Per dag wordt 25.000 liter rum gemaakt, van witte rum tot old rum (een aantal jaren gerijpt in vaten).
Aan het eind van de rondleiding kopen we nog een fles rum en twee rumpunch (rum met vruchtensap). Als we weer aan boord zitten toosten we op de

Martinique, een mooi eiland.