We willen een paar bezienswaardigheden in het regenwoud, op het deel van Guadeloupe dat Basse-Terre heet, bezoeken en daarvoor
heb je vervoer nodig. Bij een autoverhuurbedrijfje lukt het om voor één dag voor een redelijke prijs een autootje te huren.
Zondagochtend 08.00 uur ophalen, maandagochtend weer terugbrengen. Zondag gaan we vroeg uit de veren. Het kost even tijd om
alle spullen voor de dag met de auto in te pakken, met de bijboot naar de wal te gaan en naar het verhuurbedrijfje te lopen.
We meren de bijboot af met een achteranker uit om de boot van de jetty af te houden. De afgesproken 08.00 uur is natuurlijk
een beetje Caribisch, dus een klein half uurtje later krijgen we de auto.
Een stokoude Renault Twingo uit 1997. Hij start vlot en rijdt goed, maar vertoond een vemakelijke hoeveelheid gebreken. De
kilometerteller blijft op nul staan, de stuurbekrachtiging valt steeds uit, de airco blaast soms warme lucht, het airbag
lampje brand en het boordcomputer lampje knippert permanent. Als we wegrijden dan hebben we er niet zo’n hoge pet van op,
maar het valt allemaal reuze mee. Het autootje brengt ons overal waar we heen willen. Op de steile bergweggetjes zijn we wel
altijd de voorste auto van de file, maar in zijn één kruipen we toch wel omhoog.
We rijden naar hoofdstad Basse Terre waar we een kopje koffie drinken en gaan door naar het parkeerterreintje bij de top van
de Soufrière, die een hoogte heeft van 1467 meter en bijna permanent in de wolken hangt. Het parkeerterrein ligt op 900 meter
en we hopen wat mooie uitzichtspunten te passeren. Bovenaan is alles echter helemaal vol met auto’s. Met enige moeite wurmen
we ons weer naar beneden. Onderweg lunchen we wat en genieten van vogeltjes en het regenwoud om ons heen. Op een lager
gelegen stuk maken we een wandeling door het regenwoud zonder iemand tegen te komen.
We gaan door naar de grote watervallen (de drie Chutes de Carbet) en wandelen naar de tweede, deze is behoorlijk hoog en
imponerend. De watervallen zijn resp. 115, 110 en 20 meter hoog en bevinden zich op een hoogte van resp. 1005, 711 en 410
meter hoogte. Gemiddeld stroomt er 1200 liter per seconde doorheen met een maximum van 190.000, waanzinnig veel water dus.
Jammer dat een recente aardverschuiving het uitzichtspunt op de waterval ontoegankelijk heeft gemaakt, zodat we er slechts
beperkt zicht op hebben.
De wandeling naar de andere grote waterval zou te veel tijd vergen dus vermaken we ons hier. Aan de voet van de waterval is
een fotosessie aan de gang met een model. Vermakelijk om te zien hoe ze in het koude water mooi moet zijn. We wandelen hier
wel door een mooi stuk regenwoud en zien heel veel soorten planten, compleet met lianen die van de bomen afhangen.
We nemen nog een kijkje bij een meertje op 400 meter hoogte (Grand Etang) en rijden met een grote boog via de Route de la
Traversée terug. Hier zijn nog een aantal mooie dingen te zien. We gaan naar een waterval (Cascade aux Écrevisses) die van de
zijkant een rivier in stroomt. Er is daar een poel helder water waar veel mensen, zowel toeristen als locals, even induiken.
Joke, Tim en Bas gaan erin en de mooie foto’s die hiervan op de website staan zijn dus van Johan (bescheiden kuchje).
Laat in de middag rijden we uiteindelijk weer naar het Cousteau park. We zien in de verte de boot goed voor anker en de
bijboot nog goed bij de jetty liggen. We besluiten bij een lokaal restaurantje uit eten te gaan om de geslaagde dag te
Als we ’s avonds laat terugkomen, is de bijboot helemaal onder de jetty terecht gekomen. Dat is niet best, want er zijn
flinke golven gekomen en de onderkant van de jetty is scherp. We hadden een achterankertje uitgegooid om de bijboot van de
jetty af te houden, maar dat was door zwemmers bij het strand kennelijk onder de bijboot gegooid. De bijboot wordt nu steeds
met geweld tegen de onderkant van de jetty geperst, heeft daardoor veel water geschept en ligt nu half aan de andere kant van
de jetty. Bas stapt in, werkt de boot onder de jetty uit en ziet dat een roeispaan is geknakt. Verder is het knopje van het
benzinekraantje van de buitenboordmotor verdwenen. In donker gaan Tim en Bas als eerste naar de boot, moeizaam roeiend om
ongeveer 150 liter water uit de boot te pompen. De buitenboord krijgen ze, zo in het donker, niet aan de praat dus komt Tim
de achterblijvers ophalen. De geknakte roeispaan breekt nu helemaal. Paddelend komen we weer aan boord. De volgende ochtend
staan Johan en Joke vroeg op om de auto terug te brengen. Johan ontdekt nu ook dat de bijboot lek is. We kunnen nog wel naar
de kant als we het staafje van het benzinekraantje met een tangetje bedienen. We doen wat boodschappen bij de supermarkt en
leveren de autosleutels in.
Terug op de boot buigen we ons over de gehavende bijboot. Er zitten ook krassen op de tubes en op één plaats is de rubberboot
een beetje lek. Dat is wel een klein rampje, want de bijboot is onze enige verbinding met de wal. We liggen vrijwel overal
voor anker, soms tientallen, vaak enkele honderden meters van de wal. De enige manier om aan land te komen is met de bijboot.
We hebben geluk gehad dat de roeispanen het grootste deel van het geweld hebben opgevangen. De buitenboordmotor is er goed
afgekomen en kan met een beetje improvisatie gewoon gebruikt worden. De roeispaan moet worden gerepareerd, maar daar hebben
we geen materiaal voor aan boord. Johan plakt het lekje in de bijboot. We zullen nu 24 uur moeten wachten op het drogen van