Langs de zuidkust van Zweden liggen honderden eilandjes, scheren genaamd, ten noorden en noordoosten van Hanö op ons te wachten. We willen er eens even induiken en deze keer niet overslaan. De keuze valt op het eiland Tjärö. Er is daar een gastensteiger waar wij wellicht een plekje kunnen vinden. Dus gaan we op het fokje met de wind mee op weg.
Na een korte oversteek zoeken we onze weg tussen de vele rotsen en mini eilandjes. Tegenwoordig hebben we de elektronische kaarten ook op de telefoontjes. Dat is, zeker in dit soort gebieden, een uitkomst. Als we bij de gastensteiger aankomen merken we dat het wel erg ondiep wordt. Met nog maar 10 centimeter water onder de kiel durven we niet echt verder te gaan. Een Zweed wijst ons naar een nieuwe steiger een klein stukje terug. Daar zou het iets dieper zijn. Hij vertelt dat de waterstand momenteel erg laag is. Dat is inderdaad goed te zien aan de oevers.
Om aan te meren moeten we de achterkant van de boot vastmaken aan een boeitje en de voorkant aan de steiger. “Bow to” noemen we dat in goed Nederlands. Het ziet er eng uit, maar zo te zien liggen we prima. De steiger heeft zelfs een stroomaansluiting en een waterslang en het ziet er heel nieuw uit. We hebben nu 20 centimeter water onder de kiel, we wagen het er maar op.
Al gauw stappen we af en maken een mooie wandeling over Tjärö. Het landschap is ook hier weer prachtig met mooie uitzichten over het scherengebied.
Als we terug zijn gaat het vrij hard waaien, precies vanaf de zijkant van de boot. De verankering van ons boeitje op de bodem is hier niet tegen opgewassen. Heel langzaam sleept de boot het boeitje opzij. Daar ligt een grote motorboot, dus we moeten in actie komen. We blazen de bijboot op en brengen een extra lijn vanaf de achterkant van de boot naar een boeitje opzij. Deze extra lijn functioneert heel goed en lost het probleem op. Als de bijboot weer aan dek ligt slaken we een zucht van verlichting en nemen een borrel op de goede afloop. Zo durven we de nacht wel in.