St. Pierre is onze laatste ankerbaai op Martinique. Wat meteeen al opvalt is de berg Mont Pelée. Vroeger was St. Pierre de hoofdstad van Martinique,
ooit was dit de belangrijkste, mooiste en rijkste stad van het eiland. Vlakbij deze stad werden in 1658 de laatste Caribische indianen vermoord,
volgens de legende spraken de laatste indianen vlak voor hun dood een vloek uit over de berg. Op 8 mei 1902 (Hemelvaartsdag) barstte de vulkaan uit,
met als gevolg bijna 30.000 doden.
De vulkaan gaf al dagen van te voren waarschuwingen, maar de gouverneur van het eiland durfde geen
verantwoordelijkheid te nemen voor een evacuatie. Hij werd daarbij gesteund door de plantagehouders, die vanwege financiële belangen geen evacuatie
wilden. Zelfs de krant schreef de dag voor de uitbarsting dat er geen gevaar aanwezig was. Enkele individuen hadden het gezonde verstand om weg te
gaan, voor de rest van de bevolking was alleen al het idee dat zo’n belangrijke stad vernietigd zou worden ondenkbaar. Denkende aan onze moderne maatschappij,
hebben we het gevoel dat de mensheid nog niet veel van de geschiedenis heeft geleerd.
De vulkaanuitbarsting was zeer heftig, er was een zogenaamde pyroclastische stroom. Dit is een van de verwoestendste effecten van een
vulkaanuitbarsting. De golven bestaan uit vaste of halfvloeibare lava, gas, rotsen en as. Ze kunnen temperaturen bereiken tot circa 850 °C en snelheden
tot circa 725 km/u. De uitbarsting van de Mont Pelée was zo bijzonder, dat het fenomeen de naam nuée ardente kreeg, deze stroom had een rode gloed
vandaar de naam die betekent “brandende wolk”.
Er waren slechts twee overlevenden. De bekenste hiervan was Cyparis, die zijn straf voor moord uitzat in de plaatselijke gevangenis. Cyparis zat
opgesloten in een stenen isoleercel die gespaard bleef tijdens de ramp en er nog steeds staat. Hij had flinke brandwonden door de hoge temperatuur maar
hij wist het nog drie dagen vol te houden totdat hij gevonden werd. Hierna werd hem gratie verleend en zoals dat vroeger ging met mensen die iets
afwijkends hadden, kreeg hij daarna een carriere in een rondreizend circus waar hij zijn brandwonden toonde.
Tegenwoordig wonen er nog maar 5.000 mensen en is Fort de France de hoofstad van Martinique. Er zijn nog vele ruïnes van de ramp waaronder het
indrukwekkende theater en Quartier de Figuier (18e eeuwse opslagruimtes). Veel van de huidige huizen zijn gebouwd op de oude fundamenten. Er liggen minstens 12 wrakken in de baai als gevolg van de vulkaanuitbarsting. Tim en Bas zijn naar de meest ondiepe, nog altijd 30 meter, gezwommen en hebben daarvan de contouren gezien.
De volgende dag gaan we wandelen, we komen in het dorp de kindercarnavalsoptocht tegen. De kinderen dansen enthousiast en zijn kleurig aangekleed. Als
we een foto willen maken worden we met ons fototoestel naar voren geschoven (dat moet wel een hele trotse ouder zijn).
Buiten het stadje gaan we eerst naar een waterval met de mooie naam Jardin de Plantes.
We klimmen gestaag omhoog en komen langs weelderig groeiende en bloeiende planten en bomen. Jammer dat we bij de waterval niet kunnen afdalen om een
even te plonzen, het is veel te steil. De heenweg zou wel lukken, maar terug gaat niet meer. We nemen een flinke slok van ons meegebrachte water en
gaan op weg naar ons volgende doel, een rumdistilleerderij.
De fabriek van Depaz is zeven jaar na de vulkaanuitbarsting weer in gebruik genomen door de enige overlevende van de hele familie, 20 jaar na dato is het landhuis weer herbouwd. In het museum zien
we de oude klok die door de hitte gedeeltelijk gesmolten is. Met een foldertje in de hand lopen we rond op het terrein en leren en zien van alles over
het maken van rum. We hebben het geluk dat de oogsttijd van februari tot juni loopt en dat de machines net opgestart worden en de aanvoer van
suikerriet is begonnnen. De machines worden nog door een echte stoommachine aangedreven. Het afval van het suikerriet wordt gebruikt voor brandstof en het
as wordt later als mest op de velden gebruikt. Het water dat samen met de uit het riet geperste suiker gebruikt wordt als bais voor de rum, is afkomstig van de berg. Er is 12 kilometer
water gekanaliseerd en dus overvloedig aanwezig. Daar maken we dankbaar gebruik van door onze gezichten even te verfrissen en de bidons opnieuw te
vullen. Per dag wordt 25.000 liter rum gemaakt, van witte rum tot old rum (een aantal jaren gerijpt in vaten).
Aan het eind van de rondleiding kopen we nog een fles rum en twee rumpunch (rum met vruchtensap). Als we weer aan boord zitten toosten we op de
Martinique, een mooi eiland.