Er zijn verschillende opties om de reis te vervolgen. Een mijl of twintig verderop lonken Vlieland en Terschelling. Ad en Marlies zijn daar nog niet eerder geweest. We kunnen ook meteen door naar Helgoland of Cuxhaven. Met zijn vieren bespreken we maandagavond de mogelijkheden en de wensen. Het weerbericht wisselt nogal de laatste dagen, maar dinsdag tot donderdag lijkt er een weergat te komen dat het mogelijk maakt om naar Cuxhaven te gaan. Het enige nadeel is dat er aanvankelijk nog vrij veel westenwind staat. Je moet daar boven Vlieland een eind tegenin gaan om open zee te bereiken. Je omzeilt op die manier de beruchte Terschellinger gronden. We besluiten dat we tussen Terschelling en Vlieland bekijken of we wel of niet doorgaan, of toch de eilanden bezoeken.
Dindag krijgen we pas aan het eind van de middag stroom mee, dus besluiten we om alvast een paar uur te vroeg te vertrekken. We hebben de eerste uren dus nog stroom tegen. Eenmaal tussen Terschelling en Vlieland besluiten we om het weergat te benutten. Zoals verwacht staat er een forse zeegang en een krachtige wind waar we tegenin moeten. Als we in de vroege avond eenmaal het keerpunt bereiken kunnen we een bezeilde koers gaan varen en gaat de motor uit. Arie de windvaan wordt ingericht en neemt het sturen voor zijn rekening. De boot gaat behoorlijk tekeer, maar gelukkig kan Johan wel een maaltijd koken.
De eerste nacht breekt aan en we besluiten om wachten van twee uur te gaan lopen. We beginnen met Johan en Marlies en daarna Joke en Ad. Gaandeweg wijken we daarvan af, maar al met al komen we allemaal wel aan een beetje rust. Na verloop van tijd komt de wind recht van achter, dus moet de fokkeboom uitgezet worden. Dat is een hele klus, maar uiteindelijk is het gelukt en zeilt de boot verder. De weersverwachting gaf aan dat de wind geleidelijk weg zou vallen, maar dat viel mee.
Woensdag zeilen we nog steeds rustig door, maar niet snel genoeg om ons rekenschema van gemiddeld vijf knopen te halen. We vinden het zonde om de motor te starten, terwijl de boot nog aardig doorzeilt. Onze berekende aankomst was woensdag middernacht. Dat halen we niet op die manier. We besluiten om nog een tweede nacht door te zeilen. Pas de laatste tien uur moet de motor aan omdat de wind te ver afzwakt. Op dat moment moeten we de scheepvaartroutes van de Jade en de Weser oversteken langs geankerde schepen varen.
Het wordt weer donker en de laatste periode met stroom tegen breekt aan. We laten dit lekker gaan, de boot vaart dan dus niet meer zo hard. Een voor een verkennen we in donker de groene boeien van de aanloop geul van de Elbe. Er is veel scheepvaart, maar dat gaat prima omdat we netjes stuurboord (rechts) aanhouden. We worden nog een keer op de marifoon opgeroepen, omdat er precies bij het smalste punt van de geul ons twee schepen naast elkaar oplopen en er ook tegenliggers zijn. We houden zo mogelijk nog nadrukkelijker stuurboord aan.
Het is nog steeds donker als een zeilboot met alleen een wit toplichtje ons tegemoet zeilt als een schimmige geestverschijning. Hij was feitelijk aan het “spookrijden”. Later komt er nog een baggervaartuig genaamd Mersey in zicht. Joke roept de verkeerscentrale op en vraagt aan welke kant we dat vaartuig moeten passeren. Zij roepen de Mersey op en overleggen. Uiteindelijk roepen ze ons weer op en mogen we zelf kiezen (“it is up to you, it is up to you”).
Na deze nachtelijke belevenissen wordt het langzaam licht en varen we rond vijf uur ’s morgens de jachthaven van Cuxhaven binnen. Na enig zoeken vinden we een plekje en genieten van een welverdiende nachtrust.