De volgende ochtend gaan we door, omdat dinsdag harde wind is voorspeld. We willen hier niet gevangen liggen. Op alleen de fok varen we 20 mijl naar Kristianopel. De tocht is ongecompliceerd, op de aanloop van het haventje na. De wind neemt op het laatst nog toe tot windkracht zes. Er is een smal geultje, maar er liggen gelukkig wel boeitjes. Het lukt om de fok gedeeltelijk in te rollen en vlak voor de haven helemaal weg te rollen.
Op de motor gaan we het kleine haventje in en moeten weer een noviteit aangaan: een meerboei oppikken met een achterlijn en met de boeg naar de wal gaan liggen. Om af te kunnen stappen let dit vrij nauw, als je te ver ligt wordt het heel ingewikkeld gymen om op de wal te komen.
We komen met lange broek en dikke windstop truien binnenvaren, zodra we zijn afgemeerd verruilen we dit voor korte broeken en t-shirts. Wat een verschil in temperatuur of je op het water bent of beschut op het land zit. We nemen het ervan en gaan op nog geen 20 meter van de boot op een terrasje heerlijk in de schaduw zitten.
Kristianopel is ook weer prachtig. Een heel klein dorpje, met één winkel, een kerk en wat verspreid liggende huizen, alles in een prachtige omgeving.
We laten de weersvooruitzichten bepalen of we morgen nog een halte verder gaan of niet. Het plan voor de langere termijn is om vanaf nu in een rustiger tempo door te gaan naar Stockholm via een gebied met duizenden eilandjes, de Zweedse scheren. Die beginnen een kilometer of 100 verder naar het noorden.