Het Vättern meer ligt voor ons. Dat ligt ruwweg noord-zuid en is 128 kilometer lang en 30 kilometer breed. Wij moeten het ongeveer halverwege dwars oversteken. Een tocht van 16 mijl. Dus hebben we onze zinnen gezet om dit onder zeil te doen. Het meer staat erom bekend dat er een hoge korte golfslag staat.
Eerst willen we dat woensdag doen, maar dinsdag is de verwachte wind gunstiger. We bouwen de boot weer om van kanaal- en sluisboot naar zeilboot. De stootwillen worden opgeruimd, de fokkeschoten weer ingeschoren naar de lieren en binnen alles moet weer een beetje zeevast.
We varen uit onder de 22 meter hoge brug en als we op ruimer water aankomen gaan de zeilen erbij. In eerste instantie hebben we wind tegen en lijkt het erop dat we moeten kruisen.
Er staat inderdaad een forse zeegang, maar de boot hobbelt er mooi overheen. We beginnen met een vaart van 4,5 knoop. De koers gaat tussen een rij ondieptes en eilanden door en daarna naar Karlsborg.
De wind draait zoals verwacht steeds verder zuidelijk, zodat we dan recht op de bestemming kunnen aankoersen. Het waait veel harder dan was verwacht, maar de boot heeft er zin in en de snelheid loopt op tot ruim 6,5 knoop. Dat is hoog aan de wind een prima prestatie voor onze Beluga. Joke maakt onderweg lunch en krijgt visioenen van de oceaanoversteek. De boot ligt onder helling en baant zich een weg over de golven. De borden, het bestek en het beleg dreigen een eigen leven te gaan leiden. Maar uiteindelijk lukt het.
Zo dicht mogelijk bij de aanloop van Karlsborg halen we de zeilen weer weg en op de motor varen we het smalle geultje in. We moeten nog een aantal bruggen door. Met de eerste hebben we geluk. Dat is een wat drukkere weg, maar we pikken de opening van 15.00 uur net mee als we aan komen varen.
Het is vrij druk in de diverse haventjes van Karlsborg, maar uiteindelijk vinden we een prima plek langszij een steiger. Aan die steiger ligt aan de andere kant een stoomschip met zijraderen, genaamd E(ric) Nordevall II. Dit is een replica van het oorspronkelijke schip Eric Nordevall. Deze is in 1836 gebouwd en in 1856 gezonken op het Vättern meer. De replica is zo natuurgetrouw mogelijk nagebouwd, inclusief een heel vroege versie van de stoommachine (in 1836 was de ontwikkeling van de stoommachines nog in een vrij vroeg stadium). Net als we ons afvragen of de replica ook echt werkt horen we de stoomfluit en draaien de raderen wat proefrondjes.
We liggen goed, maar de steiger blijkt ook de populaire visplek voor jongeren te zijn. Het gevolg is dat we luidkeels gillende jongens naast ons hebben. Als het wat later wordt komen de lokale hangjongeren nog op de steiger zitten, maar die maken gelukkig geen lawaai.