Dinsdag de 23e vertrekken we, we besluiten ’s ochtends al weg te gaan, omdat we de periode met tegenstroom dan beter kunnen benutten. De route loopt namelijk eerst zuidwaards, om onder de scheepvaartroutes te komen in de zogenaamde “inshore traffic zone”. Als het tij dan keert hebben we maximaal profijt van de meelopende stroom. Zoals verwacht is er weinig wind, dus wordt het grotendeels motorzeilen. We laten ons wachtschema ingaan. We hebben een lijst gemaakt van mogelijke bestemmingen, de tijdstippen van hoog en laag water op die bestemmingen en richting van de stroom, dus we zijn goed voorbereid. We mikken echter op Terschelling of Vlieland die liggen op 140 mijl van Helgoland.
Rond middernacht zou de wind langzaamaan moeten toenemen vanuit het zuidoosten. Uiteindelijk gebeurt dit ook en kunnen we een poosje zeilen. De wind blijft woensdag overdag echter niet doorstaan, dus leggen we uiteindelijk het traject verder motorzeilend af. We zetten de marifoon op kanaal 2, waarop station Brandaris regelmatig weerberichten en scheepvaartberichten uitzendt. We horen dat de havens van Ameland, Texel en Vlieland vol zijn en gesloten voor nieuwe bezoekers.
Onderwijl hebben we ook contact met Coen van de Mero. Die ligt in Terschelling. Dit is de enige haven waar we nog terecht kunnen, Vlieland en Texel zijn vol. Het Schuitengat is een geul die in voorgaande jaren na verzanding weer open is gegaan. Voor de zekerheid vragen we de actuele diepte op bij Brandaris. We arriveren ook nog eens rond hoog water, dus kunnen we zonder problemen deze korte route naar Terschelling nemen.
De haven is bijna vol, maar we krijgen nog een plekje toegewezen door de havenmeester. We komen dicht bij de Mero uit en worden welkom geheten door Coen die in een zwemband met ons meepeddelt. Na de 16 graden in Helgoland is de hitte in Terschelling voor ons een behoorlijke overgang. We besluiten om twee dagen te blijven en rekenen af bij het havenkantoor. ’s Avonds krijgen we een koel drankje aangeboden in de kuip van de Mero. We gaan bijtijds naar bed en hopen op een beetje rust na de goed verlopen, maar enigszins saaie nachttocht.
Er is in de volle haven nog maar heel weinig ruimte voor vertrekkende boten. Die moeten langs links en rechts afgemeerde boten zigzaggen. Er is echter geen wind, dus zou het geen probleem moeten zijn om voorzichtig tussen te afgemeerde boten door te scharrelen. Toch schrikken we wakker door een flinke knal. Uiteraard moet men weer met ingeschakelde motor en met veel te hoge snelheid varen en dreunt er één links achter tegen ons aan. We haasten ons naar buiten en zien (gelukkig) alleen wat oppervlakkige schade. Men komt nog informeren of ze de gegevens moeten uitwisselen, maar Johan beluit ze alleen maar even flink de waarheid te zeggen. Hoe ingewikkeld is het om te bedenken dat je een boot in zo’n smalle zigzaggende doorgang ook even kalmpjes met de hand kan geleiden? Vier personen stonden toe te kijken hoe het mis ging!
Ondanks dat we voor twee nachten hebben betaald, besluiten we niet langer te blijven. We krijgen bij het havenkantoor een aantekening voor een gratis overnachting (omdat we er twee hadden betaald).
Het tij staat gunstig om richting Harlingen te gaan en vervolgens via de sluis van Kornwerderzand bij Makkum te overnachten. Met de heersende recordhitte in Nederland is het op het water nog goed toeven. Het is inmiddels vakantietijd, dus wel heel druk op het water. Dat leid tot opstoppingen bij de sluis. We meren af langszij een al eerder aangekomen boot. Op het remmingwerk waar wachtende boten kunnen afmeren staat een bord met de limiet waarachter pleziervaart moet blijven. Daar houdt men zich niet aan, met bijna fatale gevolgen. Een enorme binnenvaarder maakt luidt toeterend duidelijk dat hij daar moet liggen. Hij waait met een stevige dwarswind naar de jachten en alleen de kundigheid van de schipper voorkomt dat een aantal jachten wordt verpletterd. Als de brug over de afsluitdijk en de erachterliggende sluis opengaat, zien we dat alle laatkomers gewoon haastig opstomen en voordringen ten opzichte van al wachtende jachten. Enigszins zuchtend mengen we ons dus maar in het strijdgewoel.
We kunnen uiteindelijk als laatste in de sluis op een door de steward aangewezen plek gaan liggen, nadat de boot naast ons vergeefs probeerde over een bijboot van zijn voorligger te varen om nog snel op de aan ons aangewezen plek af te meren. Inmiddels vaart een achter ons varende boot gewoon door als wij (en iedereen voor ons) stilliggen. Alleen luidkeels roepen voorkomt een volgende aanvaring, ditmaal zou de windvaan Arie de pineut zijn.