Maandag varen we weer eens verder. Er staat een mooie oostenwind, zodat we op de genua naar Løgstør varen. Dit ligt ongeveer midden in de Limfjord, aan het einde van het wat smallere vaarwater van de oostelijke helft. Er moet weer een brug voor ons open. Joke roept ze op via de marifoon. Na vijf minuten wordt de brug keurig voor ons bediend.
Je moet in de oostelijke helft van de Limfjord goed opletten en een kaartplotter is vrijwel onmisbaar. Buiten de geul is het altijd heel snel ondiep, maar desondanks liggen er soms maar weinig boeien. Het ondiepe water heeft ook een ander gevolg: er groeit veel zeegras en dit drijft ook overal in overvloed in het water. We controleren daarom de wierpot (een filter voor het koelwater van de motor). Dit was geen overbodige luxe, er komt een flinke dot gras uit.
We hebben het eiland Fur als volgende bestemming op het oog. Omdat er vanaf woensdag een stormachtige noordwesten wind wordt verwacht willen we hier zeker een plek vinden, dus vertrekken we dinsdag naar Fur. We meren de boot af in een beschutte hoek van de de haven, met de boeg naar het noorden. Met wat extra landvasten liggen we goed voorbereid op de harde wind. Fur heeft veel te bieden, dus het komt goed uit dat we een paar dagen moeten blijven wegens de wind. Woensdag doen we eerst weer wat klussen. We nemen ons voor om de volgende dag fietsen te huren en Fur te gaan bekijken.