Møns Klint

Het eiland Møn is een vakantie-eiland waar wel het een en ander te doen is. De belangrijkste attractie is Møns Klint, de lange rij hoge krijtrotsen aan de oostkant. Nu we hier zijn, willen we dit natuurlijk niet missen, dus besluiten we een time-out te nemen en een paar dagen in Klintholm Havn te blijven liggen. Joke heeft alles via internet uitgedokterd en met een paar rugzakken met proviand lopen we naar de bushalte bij de haven.

Als we uitstappen zien we het Geo-Center dat bij de krijtrotsen is gebouwd. Hier worden allerlei activiteiten georganiseerd en is een museum ingericht over de geologische geschiedenis die tot de vorming van de krijtrotsen heeft geleid. Wij besluiten om te beginnen met de houten trap van 500 treden naar beneden te gaan. De 128 meter hoge wand met krijtrotsen is, net als bijvoorbeeld bij Engeland sterk aan erosie onderhevig. Regelmatig storten er stukken in en komen nieuwe lagen met gesteente naar beneden.






Dat betekent dat het uit stenen bestaande strand een regelrechte blik in het verleden is, waar talloze fossielen te vinden zijn die met de instortende stukken krijtrots zijn meegekomen. We vinden een paar interessant ogende stukjes en wandelen speurend verder over het kiezelstrand.






Na 1,2 kilometer is er een andere trap die we omhoog nemen. Gelukkig zijn er een paar platformen met bankjes waar men even kan uitblazen van de inspanning van het traplopen. Als we boven zijn bestuderen we een kaartje met wandelroutes. Joke heeft een park op het oog, dat een kilometer of vijf noordelijk ligt. De wandeling daarheen is heel wat moeilijker dan we dachten. Steeds moeten we een volgende helling bovenaan de krijtrotsen beklimmen en weer afdalen. Regelmatig hebben we een mooi uitzicht vanuit de bossen waar we doorheen wandelen. Als we bij het park aankomen zijn we zo moe dat we de waterflesjes vullen bij een kiosk en regelrecht naar de bushalte lopen. Als we weer bij de haven zijn besluiten bij het Italiaanse restaurantje een pizza te gaan eten.













Weergaatjes zoeken

Het weer is omgeslagen, lagedrukgebieden met de nodige fronten en zuidwesten wind domineren de gehele langetermijn verwachting. We beginnen met twee dagen “code geel”, ofwel windkracht zeven, nu nog uit het noord-oosten. Zweedse havens zijn lang niet altijd veilig om aan te lopen of zelfs in te liggen bij bepaalde windrichtingen. Zo is Simrishamn volgens de pilots “gevaarijk of zelfs onmogelijk” om binnen te lopen bij sterke aanlandige wind met bijbehorende golven, dus onder de huidige omstandigheden uitgesloten. We gebruiken de tijd om te wandelen, boodschappen doen en verder wat te relaxen.

Als het stormachtige weer wat bedaard is, kunnen we de oversteek naar Simrishamn gaan wagen. Met de westenwind zou het bezeild moeten zijn, maar de motor moet bijna de hele tocht meehelpen.



In Simrishamn is een kermis aan de gang, met ’s avonds een live optreden van een jazzband. We kunnen aan boord meegenieten en het klinkt niet onverdienstelijk.

Vrijdagochtend vroeg gaan we door.



De wind is westelijk en zou later naar het zuidwesten draaien.
Vanaf Simrishamn naar Ystad kunnen we daar mooi van profiteren omdat we om de zuidoostpunt van Zweden moeten varen en daarom mooi met de wind meedraaien. Dat lukt gedeeltelijk. Het eerste stuk naar het zuiden kunnen we zeilen, maar de wind houd zich voor het tweede stuk niet aan de afspraak. De motor moet weer helpen om Ystad te halen. Onderweg regent het regelmatig, dus de zeilpakken doen weer eens dienst.

Ystad is een charmant stadje, met leuke oude straatjes. Hier zijn de tv-series van Instpecteur Wallander opgenomen (wereldberoemd, wij hadden er nog nooit van gehoord). We slaan weer wat boodschappen in.










We volgen de weersverwachtingen en vinden zondag een “weergaatje” met meest zuidenwind. Dat is geschikt voor de 57 mijl lange dagtocht van Ystad naar Klintholm. Alle andere dagen zal de wind west of zuidwest zijn, wat zo’n lange tocht wegens wind tegen onmogelijk maakt.

Zondag gaat om 04.45 uur de wekker. We zien dat we niet de enigen zijn die op dit tijdstip gaan varen. Veel jachten willen profiteren van de gunstige wind.



Zoals steeds op de lange tochten voeren we ons wachtsysteem weer in. Johan neemt de eerste wacht en prompt gaat het hard regenen. Het zicht wordt slecht en er klinkt onweer. De wind laat het in de buien afweten, dus de motor moet er weer bij om wat snelheid te houden. Tussen de buien door komt de wind weer terug en kunnen we een paar uur zeilen. Bas en Joke zorgen voor een veilige passage van de scheepvaartroute, met hulp van de AIS, die daar heel handig voor is. Als het de beurt van Johan is, begint het weer te onweren en regenen.



De wind draait, tegen de verwachting in toch naar het zuidwesten, dus moet voor de tweede helft van de tocht de motor weer bij. Als we bijna bij de haven zijn, krijgen we nog een laatste onweersbui over ons heen, dit keer met stevige wind tot 25 knopen. Om half zes ’s middags meren we af in de haven van Klintholm. Na 57 mijl te hebben gevaren vinden we dat wel een high-five momentje. We halen daarom een hamburger, worst en friet bij het snackbarretje aan de haven. De kok is een beetje moe en wil staken. Dat voorbeeld wordt braaf gevolgd door de afwassers.



Het is gelukt om de nodige weergaatjes te vinden voor de lange dagtochten die nodig zijn om van Zuid Zweden weer naar Denemarken te varen. We voeren al langs de hoge witte kliffen van het eiland Møn. Die willen we ook vanaf het land gaan bekijken. Morgen gaan we een toeristisch dagje houden!



Avontuurlijke nachttocht

Het is 43 mijl van Oskarshamn naar Kalmar. Er staat een mooie oostenwind, de boot zeilt snel door de Kalmarsund. Onderweg controleren we de weerberichten. Die zien er goed uit, maar over een paar dagen gaat het weer ongunstiger worden. We besluiten door te varen en er een nachttocht van te maken, bestemming Karlskrona op de zuidoostpunt van Zweden.






De wind blijft doorstaan, in tegenstelling tot de verwachtingen. We zeilen veel te snel en dreigen veel te vroeg in Karlskrona aan te komen. Inmiddels is de weersverwachting voor vandaag steeds meer aan het veranderen. Met het uur wordt er meer regen voorspeld, terwijl het eerst droog zou blijven. De lucht voor ons ziet er dreigend uit en we besluiten uiteindelijk om preventief de zeilen te reven.






Als we voorbij Kristianopel varen begint het te regenen. We blijven nu steeds met zijn tweeën op wacht, dus blijft er niet veel tijd over om te slapen. Steeds is er maar drie uur voor één van ons om uit te rusten en dat wordt de hele nacht regelmatig verstoord door koerswijzigen en zeilhandelingen.



De wind neemt later sterk af en uiteindelijk moet de motor bij. Johan zet een koers uit tussen Utklippan en Karlskrona. Zodra het licht wordt kunnen we besluiten om de hoofdvaarroute naar Karlskrona te nemen of toch verder door te varen.

Als het zo ver is lijkt het, ondanks de regen, een goede zeildag te worden om naar Simrishamn te varen. In de loop van de ochtend neemt de wind tegen de verwachtingen in sterk toe en komt er een flinke zeegang opzetten. Volgens de pilots kan het gevaarlijk worden om met deze oostelijke wind en bijbehorende golven Simrishamn aan te lopen. Johan bestudeert tijdens zijn wacht de mogelijkheden: koers wijzigen naar Bornholm, doorgaan naar Ystad of een haventje langs de zuidkust uitzoeken. We zijn Karlskrona inmiddels voorbij en er blijft maar één haven over die met oostelijke wind beschut is: Karlshamn. Johan roept Joke en Bas erbij die met slaperige hoofden zijn verhaal aanhoren. We besluiten voor Karlshamn te gaan, dat ligt maar 20 mijl naar het noordwesten.

Het is half twaalf als we de haven van Karlshamn aanlopen. Er zijn eigenlijk een heleboel jachthavens hier, maar lang niet allemaal ontvangen ze gasten. We vinden uiteindelijk een prima plekje langszij een gastensteiger. Eigenlijk moet je hier aan een hekboei met de boeg naar de steiger afmeren, maar de boeien liggen niet ver genoeg uit de steiger. Onze boot is hier veel te groot voor. We nemen langszij liggend dus eigenlijk twee of drie plaatsen in. Op een bordje staat dat je de havenmeester moet bellen bij aankomst. Johan doet dat en krijgt het uiteindelijk voor elkaar om uit te leggen hoe we zijn afgemeerd. De havenmeester is laconiek en zegt: “als er plek is, mag je er liggen”. We zijn alledrie uitgeput van de enerverende nachttocht waarbij we nauwelijks de tijd hadden om uit te rusten en vallen in slaap. Als de havenmeester later langskomt zegt hij niets over onze manier van afmeren. We liggen weer goed!



Na flink uitslapen maken we de volgende dag een wandeling naar Karlshamn. De stad ligt ruim twee kilometer verderop. De haven waar wij liggen is nog een actieve visserijhaven en er is een visrokerij met winkel en restaurant ernaast. ’s Avonds gaan we op voorstel van Joke (die helemaal niet van vis houdt!) uit eten in het visrestaurant. Het blijkt tot de plaatselijke favorieten te horen. Er staat een lange rij wachtenden voor de balie. Het wachten wordt echter beloond met een heerlijke maaltijd.






Voor morgen en overmorgen is er een stormwaarschuwing en de dagen daarna wordt er veel regen verwacht en gaat de wind naar de voor ons ongunstige westelijke richting draaien. Het zal dus vermoedelijk een puzzel worden hoe we hiervandaan het beste verder kunnen gaan.

Vakantiegevoel in de scheren

We blijven nog twee dagen in Ringsön liggen. Joke en Bas zwemmen zelfs even en we zwerven wat rond met de bijboot. Verder kunnen we een keer met onze Cobb BBQ’en in de kuip, kopen een ijsje bij de langsvarende “boatboy and girl” en relaxen we in de zon.

















Als we weer verder willen gaan, zoeken we wat plekjes op die op ongeveer 35 mijl zuidelijker liggen. We willen nog genieten van de scheren en onderwijl wat mijlen zuidwaarts maken. Ons volgende plekje heet Kupa Klint, genoemd naar een groot baken van op elkaar gestapelde stenen. Dit ligt op een heuveltop en is het oudste nog in gebruik zijnde baken in de oostelijke Baltische Zee.






We vinden bij Kupa Klint weer een mooi plekje om met het hekanker achter de boot af te meren met de boegspriet boven de rotsen. De boegspriet is hier heel handig om af te kunnen stappen op de wal. We beklimmen de heuvel en hebben een prachtig uitzicht over de scheren om Kupa Klint heen.
Op het bordje lezen we dat hier duizend jaar geleden grote schepen langs voeren en sindsdien het land drie meter is gestegen. Tegenwoordig vaart er alleen nog pleziervaart. Het is een wondermooie plek!
Joke en Bas klimmen ’s avonds nog een keer omhoog om de zonsondergang te bekijken.
























De volgende dag gaan weer een stapje verder naar het zuiden. Dit keer naar een eilandje met de naam Krokö, ter hoogte van Västervik. Via een puzzelroute door de rotsen varen we de smalle diepe inham in en zien dat er helemaal niemand ligt. Even gaan we dan toch twijfelen. Het is toch best goed beschut, zou er iets aan de hand zijn? Kunnen we er dan wel liggen? We besluiten dapper te zijn en zelf ons plekje uit te zoeken aan de hand van de beschrijving van de pilot. We zijn nog aan het manoeuvreren om haaks op de wal af te meren als de volgende Zweedse boten al binnenvaren. Mooi zo, als de professionals hier ook komen, dan hoeven we ook niet meer te twijfelen. Er zijn veel waterplanten op de bodem en de eerste keer wil ons hekanker niet echt goed ingraven. Het ligt te los. We gooien de voorlijnen op de wal en halen het anker nog een keer op en gooien het nog verder naar achteren uit. Nu gaat het beter en zijn we tevreden. Dit zal voorlopig onze laatste ankerplek zijn en we vieren dat met een barbeque op de rotsen voor de boot. We hebben een heerlijk rustige avond en genieten van de stilte om ons heen.




















De verse etenswaren zijn weer zo’n beetje op en we besluiten om de volgende dag naar Oskarshamn te gaan. Dit ligt een beetje uit de doorgaande route langs het begin van de Kalmarsund en wordt in de boeken als niet zo aantrekkelijk beschreven. We krijgen echter een positieve indruk. De havenmeester ontvangt ons heel vriendelijk en helpt ons met aanmeren. Oskarshamn heeft een klein oud centrum met houten huisjes en ziet er eigenlijk wel leuk uit. Joke doet de was en Johan en Bas gaan boodschappen doen en komen met goed gevulde tassen weer terug (alhoewel Joke onze twee pakken vanilleyoghurt niet zo’n goed idee vind, waarom niet één vruchtenyoghurt erbij!?).



Ankeren in de Zweedse scheren

Aan het eind van de dag valt de wind helemaal weg. Zo lang er wat wind is, blijven boten achter het anker ongeveer in dezelfde richting liggen. Zonder wind dobberen boten alle kanten op en dus moest de Zweed die heel dicht bij ons ankerde eieren voor zijn geld kiezen. We dreven met de achterkanten van de boten bijna tegen elkaar aan. Dus haalde onze buur-Zweed zijn anker maar op en ging een eindje verderop liggen. Dat was voor de nacht toch wel een veel rustiger gevoel.



We vinden het gedobber in de meestal krappe ankerplekjes niet ideaal en beginnen het voordeel van hekankeren in te zien. Veel Zweedse boten hebben voorop geen anker, alleen aan de achterkant. Ze varen met de boeg naar een geschikte plek aan een rots en meren af met het anker aan de achterkant en twee lijnen aan de voorkant. Wij vinden het nogal een spannend idee, omdat je zo dicht bij de rots ligt, dat je kan afstappen. Desondanks moeten we er maar eens aan geloven. Met de weersverwachting erbij duiken we in ons ankerplekjes-boek en zoeken een beschutte plek op. Het wordt Rånöhamn. In het boek staan de plaatsen duidelijk gemarkeerd waar hekankeren mogelijk is, zowel op een detailkaartje als op luchtfoto’s. Er zijn hier twee plaatsen. Aan de linkerkant ligt niemand en aan de rechterkant ligt een rijtje Zweedse boten. Dat is dus duidelijk de goede plek en we kiezen een plaatjes tussen twee boten. We gooien het anker een beetje te vroeg uit, want onze 40 meter lange lijn is bijna helemaal uitgevierd als Bas op de kant springt met de voorlijnen. In deze rots zijn zelfs stalen ogen aangebracht voor de lijnen. Het anker ligt in ieder geval wel goed vast met zo’n lange lijn. Met een high five feliciteren we elkaar met ons eerste hekanker avontuur.

















We hebben er nu wel lol in, dus willen we zaterdag een plek zoeken in de buurt van het stadje Trosa. Zondagmiddag zou het slecht weer worden, dus daar zouden we dan ’s ochtends heen kunnen gaan. Ons plekje voor zaterdag wordt Söviken. Op de detailkaart zien we een nauwe ingang tussen onder water liggende rotsen en een wrak. Op de kaartplotter sturen we er zo nauwkeurig mogelijk in. Er liggen twee Zweedse boten aan de rots en de eigenaar van één boot begint naar ons te gebaren. We begrijpen niet helemaal wat de bedoeling is. We meren af en horen achteraf dat de door ons gekozen ingang wel heel erg smal is. Ze vinden het meer geluk dan wijsheid dat we niets hebben geraakt. We krijgen uitleg over de tweede ingang, die er op de kaart ingewikkelder uitziet, maar in de praktijk handiger is om te gebruiken. We besluiten dat we op die manier weer zullen uitvaren. Als we vertellen dat dit pas onze tweede keer hekankeren is, vertelt onze buurman dat we dan wel een heel moeilijk plekje hebben uitgezocht. We liggen prima en met een wijntje proosten we op de mooie natuur om ons heen.




















In de loop van de nacht begint het harder te waaien uit het zuiden. Om acht uur in de ochtend maken we los en halen snel het achteranker op. Er is maar heel weinig ruimte achter ons, dus alles moet nu goed gaan. Een achteranker is leuk en aardig, maar de lijn moet bijvoorbeeld niet in de schroef komen! De geplande manoeuvre loopt op rolletjes en voorzichtig varen we via de door onze buren uitgelegde route naar buiten. Joke zit achter de kaartplotter met de kaart helemaal ingezoomd en Bas staat voorop om in het water te kijken naar de rotsen onder de oppervlakte die we moeten passeren. Eenmaal buiten kunnen we na een tijdje de fok uitrollen en zeilen we richting Trosa.



We zijn kennelijk niet de enigen die voor het slechte weer willen schuilen, want de grote gastenhaven ligt helemaal vol. We vinden uiteindelijk een plekje aan de oostkant van het havenhoofd, langszij een zeiljacht. We brengen extra lijnen uit naar de wal omdat het behoorlijk hard waait. Het was onderhand ook wel nodig om eens in een haventje te liggen, want de koelkast was bijna helemaal leeg. Bas en Joke doen boodschappen en we maken ook van de gelegenheid gebruik om weer eens te douchen.
Bas heeft de uitslag van zijn laatste tentamen binnen en heeft daarmee zijn propedeuse in één keer gehaald! Hij behoort daarmee tot de top 15%. We hebben dus iets te vieren en gaan uit eten. Met de paraplu’s in de aanslag lopen we door de regen het dorpje in en we vinden een prima restaurantje.






Maandag waait het hard, met windbuien (een soort langdurige windvlagen die hier gebruikelijk zijn) van windkracht zeven. We aarzelen, is het handig om uit te varen? We besluiten om de ankerplek Ringsön weer op te zoeken. Onze Zweedse buurman bevestigt dat het daar goed beschut zal zijn. De wind duwt de boot stevig tegen onze buurman. Met enig kunst- en vliegwerk en met hulp van de boegschroef weten we zonder brokken weg te komen. Onze route is grotendeels tegen de wind, dus er valt niet veel te zeilen. De wind loopt op tot 25 knopen en tikt regelmatig meer dan 30 knopen aan (windkracht 7). Als we het ankergebied van Ringsön invaren, merken we nog maar weinig van de wind en kunnen we in hetzelfde meer ankeren waar Johan en Joke 10 dagen geleden ook waren. We liggen hier weer prima en we vallen ’s middags alledrie in slaap. Het was toch wel een beetje spannend om tussen diverse nauwe doorgangen te varen met zo veel wind.






De volgende dag houden we een rustdag, werken de blog bij en doen wat onderhoudsklusjes. Het is weer heerlijk genieten achter ons anker in de vrije natuur.






v

Äknö

Woensdag is het tijd om weer te gaan varen. In onze boekwerken vinden we een ankerplaatsje, op een mijl of 12 van Stockholm met de naam Napoleon Viken op het eiland Äknö. We varen er heen en kunnen zelfs nog een poosje zeilen. We vinden een plekje achterin een baai en gooien het anker uit. We liggen hier goed, alleen komt een Zweed wel heel dicht naast ons liggen. Als in de nacht de wind wegvalt drijven we heel dicht naar elkaar toe. Het gaat maar net goed.






Donderdag blazen we de bijboot op en gaan Joke en Bas het eiland verkennen. Hoog op een rots kijken ze uit over de baai. In totaal beklimmen ze 3 toppen, waarbij Joke bij de laatste afhaakt. Bas heeft op de laatste en hoogste top een schitterend uitzicht over de omgeving.
























Stockholm

Vanaf Rastaholm is het nog een mijl of twaalf naar de havens van Stockholm. We moeten zeven bruggen en een sluis passeren. Vier bruggen zijn hoog genoeg, drie bruggen moeten worden geopend voor ons. Langzaam aan varen we langs steeds meer stedelijke bebouwing en we komen uiteindelijk bij de eerste brug en roepen hem op met de marifoon op kanaal 12. Na 20 minuten gaat de brug open en varen we door naar de sluis. Een aantal kajakkers varen naast en achter ons en roepen ons aan. Of ze met ons mee mogen door de sluis. Ze volgen ons als kuikentjes achter een moedereend. Als we net afgemeerd zijn gaat de sluis al open. Ook de hemel gaat open want en we krijgen een gietbui over ons heen. De tweede brug die open moet ligt over de sluis, dus daar hebben we geen oponthoud aan. De derde brug ligt net na de sluis en die gaat ook na 20 minuten open.






We varen het drukke hoofdvaarwater op en steken dat over naar de Navishamn. We besluiten daar één nacht door te brengen, in de ijdele hoop dat deze iets goedkoper is dan de Wasahamn die een stukje verderop ligt. We maken een wandeling door het nabij gelegen park.



Maandagochtend varen we door naar de Wasahamn, waar we ons achteruit net aan in een ligplaats kunnen persen. Aan stuurboord moeten we een klein stootwilletje gebruiken, omdat de grote er niet tussen past. In de loop van de ochtend komt Patrik aan boord, een Zweedse vriend van Bas. Ze hebben samengewerkt bij Ocean Explorers, de duikschool op Sint Maarten. Het is een leuk weerzien en omdat hij in de buurt van Stockholm woont kan hij ons rondleiden. We maken een wandeling door de stad en zien het koninklijk paleis, de oude stad, het gemeentehuis waar de uitreiking van de Nobelprijs plaats vind en de woning van de premier. Patrik kan ons veel vertellen over de stad en dat maakt het erg interessant. Aan het eind van de dag gaan we uit eten met zijn vieren.










De volgende dag gaan we eerst naar het Vasamuseum. De Vasa is een oorlogsschip dat in 1628 is gezonken. De proefvaart duurde niet lang, want al na ongeveer 1000 meter helde het schip over in een windvlaag. Voor de ogen van het publiek liep het schip vol door de openstaande geschutspoorten en zonk. Het zou het grootste oorlogsschip van die tijd geweest zijn, maar het slechte ontwerp zorgde ervoor dat het schip instabiel was. De kapitein probeerde nog te waarschuwen, maar onder politieke druk moest hij toch uitvaren.

Het schip heeft ruim 330 jaar onder water gelegen. Omdat het water hier brak is en vrij koud, bleef het heel goed bewaard. Het is in 1961 gelicht en het staat nu, vrijwel helemaal compleet in het museum. Het is heel bijzonder om een kijkje in het leven van die tijd te krijgen!
























’s Middags komt Patrik weer en gaan we naar Gröna Lund, het pretpark dat naast de haven ligt en waar vooral veel Zweden komen en weinig toeristen. Het is een bijzonder leuke combinatie van kermis attracties en pretpark attracties. We doen een vijfkamp. We kiezen vijf onderdelen uit, schiettenten, meppen op omhoog komende obstakels, katapult schieten en dergelijke. We hebben de grootste lol, omdat we de punten op een lijst bijhouden. Bas wint uiteindelijk met overmacht. Hij heeft zelfs de highscore van de dag bij een soort bazooka schietspel! Daar houdt hij een knuffeldier aan over. We eten in het park en drinken nog wat. Aan het einde van de dag gaan we nog eens langs de bazooka tent en mag Bas het papier met zijn highscore meenemen. ’s Avonds laat nemen we afscheid van Patrik en gaan we tevreden slapen. We hebben, mede dankzij Patrik, een hele leuke tijd in Stockholm gehad!
























Bas komt aan boord!

We blijven een extra dag voor anker liggen in Ringsön-Hummelviksfjärden. Het is mooi weer en er is weinig wind, geschikt om eens met het bijbootje op verkenning uit te gaan. We blazen de bijboot op met de elektrische pomp en hangen de nieuwe buitenboordmotor eraan. Kalmpjes pruttelen we door het gebied met een flink aantal eilandjes en kleine doorgangetjes. We gaan nog een poosje op een eilandje aan wal en picknicken met een flesje water en wat notenrepen. Tot onze verbazing hebben ze hier ook “boatboys”. Een fikse rubberboot met een grote buitenboordmotor komt langs, gevuld met manden brood, ijs en nog wat dagelijkse benodigdheden. Het is kennelijk een populair plekje hier. Voor het eerst deze reis hebben we een aangename avond, zodat de Cobb weer eens tevoorschijn wordt gehaald. We zitten gezellig te BBQ’en kletsen totdat de zon ondergaat.




















Vrijdag is het tijd om naar Södertälje te varen. We vertrekken vroeg in de ochtend, in het begin is het windstil en later kunnen we op de fok nog een flink stuk zeilen. Onderweg zien we een merkwaardig wit eiland, alsof het kerst is en net gesneeuwd heeft. Het is volledig door vogels in beslag genomen.










De gastenhaven ligt heel handig op een paar honderd meter van het station. Ze zijn de steigers aan het vernieuwen, dus de haven maakt een redelijk nette indruk. Het begint hier natuurlijk wel wat meer industrieel te worden, omdat we dicht bij Stockholm zitten. Johan maakt een foto van een stoomscheepje. Het blijkt een bijzonder scheepje te zijn, gebouwd in 1880. Het is het oudste door een schroef aangedreven stoomschip ter wereld met nog originele machine. Het maakt nog steeds rondvaarten met pasagiers. Bas komt aan met de trein vanaf het vliegveld en we gaan uit eten om zijn aankomst te vieren. We kletsen lekker bij en gaan daarna naar de boot.






Zaterdag wordt de hele dag regen verwacht, dus Bas mag uitslapen. De regen blijft uit, dus gaan Joke en Johan toch maar varen. We gaan langs de brandstofsteiger, door de sluis en de daarachter liggende brug van 15 meter hoog moet voor ons open. Het gaat allemaal heel vlot. We zitten nu op een deels natuurlijke doorvaart en deels een uitgegraven kanaal dat leidt naar het uitgebreide merengebied achter Stockholm. Het land rijst hier vier milimeter per jaar. In de ondiepste delen was daarom de natuurlijke doorvaart uiteindelijk niet meer bevaarbaar. Dat is de reden dat het kanaal is gegraven.



Als het smalle deel van het kanaal voorbij is, mogen we weer zeilen. Op het fokje varen we naar een leuk haventje genaamd Rastaholm. Het is erg vol, omdat een vloot van een zeilwedstrijd hier is afgemeerd. Als we aan een hekboei liggen, vertelt de havenmeester dat het een ligplaats van een lid van de vereniging is en moeten we weer weg. We vinden uiteindelijk nog een plaats langszij een groot zeiljacht. We zijn inmiddels nog maar een mijl of 13 westelijk van het centrum van Stockholm. Morgen willen we daarheen gaan!

Leermomentje

In onze boeken over de Zweedse scheren staat gedetailleerde informatie over ankerplekjes tussen de eilanden. Wij kiezen nummer 23, oftewel Lilla Trässo, niet ver van de plaats Oxelösund. We vertrekken bijtijds uit Arkösund en varen eerst nog in de regen. Gelukkig komt even later het zonnetje weer tevoorschijn en rond het middaguur komen we bij onze ankerplek aan.






We scharrelen langs onder water liggende rotsen en miniatuur eilandjes en vinden een kleine ruimte om te ankeren. De Zweden doen dat anders, zij gooien een anker aan de achterkant uit en maken de boeg vast aan een rots, maar wij vinden dat nog een beetje eng. We gaan dus op de voor ons vertrouwde manier voor anker.






Het nadeel van gewoon ankeren zoals wij nu doen is dat, als de wind draait, de boot ook meedraait en inclusief de lengte van de ankerketting een flinke draaicirkel heeft. We hebben overal voldoende ruimte, alleen voor ons ligt een rots aan het wateroppervlak iets te dicht bij. We dubbelchecken het gedetailleerde weerbericht van de SMHI nog eens en we zullen alleen wind rond noordwest krijgen.



Als we hebben gegeten willen we nog eens rustig in de kuip genieten van de natuur om ons heen. Het is bijna windstil geworden. Plotseling komt er wind uit het zuidoosten, uitgerekend de enige richting die we niet kunnen gebruiken. De boot drijft naar de andere kant en loopt met een zacht tikje aan de grond tegen de rots aan het wateroppervlak. We starten de motor en halen snel het anker op. Enigszins geschrokken en ook een beetje met het schaamrood op de kaken druipen we af en varen in het late avondlicht naar de haven van Oxelösund. Het is goed afgelopen en we hebben een lesje geleerd: reken er altijd op dat de wind de verkeerde kant op kan draaien, ook als het weerbericht beweert dat het niet gebeurt.



De volgende dag gaan we naar een andere ankerplek, genaamd Ringsön-Hummelviksfjärden. We zorgen weer dat we er rond het middaguur zijn en vinden op een soort binnenmeertje een prima plek.






Er liggen zes andere boten, maar er is meer dan genoeg ruimte. Het vakantieseizoen is hier ook begonnen. In de loop van de avond liggen er 28 boten voor anker. Overdag schijnt de zon en genieten we van de rust in de kuip. Het doet bijna aan als een Caribisch ankerplekje, ware het niet dat aan het eind van de middag begint te regenen en het flink afkoelt. Vannacht wordt het maar negen graden. Morgen zou het weer zonnig moeten worden, dus we nemen ons voor om hier nog een dag te blijven. Er is veel te ontdekken hier, de bijboot moet morgen maar eens te water!






Arkösund

Vrijdag 30 juni is een regendag. De verwachte zondvloed blijft uit, maar terwijl we lekker chillen in de kajuit horen we bijna de hele dag de regendruppels op het dek tikken. We blijven vier dagen in Valdemarsvik liggen om te wachten op beter weer en zijn niet alleen. De steiger heeft maar één paal met aansluitingen voor elektriciteit. Zeilers zijn inventieve lui, dus worden met allerlei verdeelstekkers toch alle boten aangesloten, met een spinneweb aan snoeren als gevolg.



Zondag is het dan zover, het weer knapt op en er schijnt een zonnetje tussen de wolken. We staan om half zes op en varen uit. De route loopt weer tussen de scheren. Om een stuk af te snijden wijken we af van de met boeien en bakens aangegeven hoofdroute. Met de kaartplotter en de kaart gaat dat prima. ’s Middags komt er nog wat wind en kunnen we het laatste stuk zeilend afleggen.






Om half drie meren we af in Arkösunds Gästhamn. We willen eerst aan een hekboei bij de plaatselijke watersportvereniging gaan liggen, maar die is nogal klein en onze zware boot trekt hem helemaal onder water. Johan vertrouwt het niet en wil toch aan één van de steigers van de passantenhaven achter ons gaan liggen. Een Nederlandse boot die naast ons aan de hekboei afmeerde volgde ons voorbeeld.

We blijven maandag drie juli nog liggen. We doen een wasje, gaan lekker douchen en zien dat zelfs boten hier schoongemaakt worden in de wasstraat!



Er staat weer veel wind, met uitschieters tot windkracht zeven. De komende dagen ziet het weerbericht er wat beter uit. We duiken met onze neus in de boeken en zoeken een aantal ankerplaatsen op. We willen nu wel eens in wat anders dan een jachthaven gaan liggen. Hopelijk gaat dat lukken!

Vrijdag komt Bas aan boord, dus de planning voor de komende week houdt ook er ook rekening mee dat we dan uitkomen op een plek die goed met het openbaar vervoer is te bereiken. We gaan mikken op Södertälje, zuidwestelijk van Stockholm.