Vrolijk Pasen vanuit Anguilla

We hebben zojuist hier aan boord met een heuse paasbrunch gehad, compleet met gekookte eitjes. Het was een beetje improviseren, want hier op het eiland is geen enkel paasdingetje te vinden. Johan en Tim hebben gisteren cocoscandy gemaakt en zelf een zandkoek (in de koekenpan) gebakken. Tim had chocoladeblokjes in de koelkast gedaan en zo hadden we met enige fantasie toch lekkere chocolade paaseitjes.
Het weer is bijna Nederlands, het is bewolkt en gisteravond en vanmorgen heeft het de hele tijd geregend. Voor ons doen is het zelfs fris hier, maar nog lang niet zo koud als in Nederland.




Anguilla

Maandagochtend om 8 uur gooien we los van de mooring bij Saba, we vinden het jammer om het eiland achter

ons te laten. Samen met Dominica is dit tot nu toe onze favoriet. De jongens hopen hier nog eens een

duik te kunnen maken.
We hebben een prima zeiltocht en na 27 mijl ankeren we ’s middags in Simson Bay bij St. Maarten. Wat een

verschil met Saba, hier zien we mega-jachten en veel grote vakantiehotels. Elke tien minuten land of

vertrekt er een vliegtuig, wat soms gepaard gaat met een hoop herrie.







We bespreken wat we de komende tijd verder gaan doen, toch nog naar de Virgins of hier rondscharrelen.

Uiteindelijk is het besluit om de volgende dag naar Anguilla te gaan en daarna naar het Franse deel van

St. Maarten, St. Barths en misschien nog een keer Saba als de wind meezit en er weinig swell is.








De volgende ochtend varen we wederom 27 mijl en ankeren we in Road Bay bij Anguilla. We blijven hier een

dagje liggen, zodat Bas wat achterstallig schoolwerk kan doen. Het is opmerkelijk dat op de wat armere

eilanden altijd meteen wifi hebben en op de wat rijkere, zoals St. Maarten, geen onbeveiligde

netwerkverbinding kunnen maken. Tim en Joke gaan naar de supermarkt zo’n 3 km verderop. Onderweg krijgen ze een lift aangeboden, toevallig komt dezelfde man weer langs als ze op de terugweg beladen met boodschappen de hoofdweg weer inslaan. Voor de dingy-steiger worden ze met een vriendelijke glimlach afgezet, da’s nog eens makkelijk boodschappen doen.








Anguilla heeft de mooiste plekken tot marine park verheven. We halen een cruising permit en betalen de

fee voor de mooring waar je helaas alleen overdag aan mag liggen. Donderdag zijn we vroeg op en varen

naar Sandy Island. Beluga leggen we aan een mooring buiten het rif en met de bijboot varen we door

dingy-pass, best nog wel spannend met al die brekers rondom ons.
We zijn alleen op het kleine eilandje en scharrelen een tijdje rond. We zien veel afgebroken koraal, een

gevolg van de hurricane’s. Johan vindt een stukje spons en we zien veel takjes koraal en kleine

schelpjes.
Als de eerste dagjesmensen arriveren gaan we snorkelen, dat valt een beetje tegen door het matige zicht.

Bas spot wel een Dwarf Wrasse, volgens ons boekje een zeldzaam exemplaar hier in de Carieb.


























Na het snorkelen hebben we het wel gezien en we besluiten naar Little Bay te gaan, het volgende marine

park plekje.

Bij Pelican Point schijnt een prachtige snorkelplek te zijn, we varen er met de dingy naar toe en zien

de pelikanen al op de rotsen zitten. Door de noordelijke swell is het helaas ook hier niet helder, soms

lijkt het wel of je in de mist zwemt. Het ziet er prachtig uit en we hopen dat de swell de komende dagen

afneemt, dan kunnen we er nog een keer naar toe. Joke spot een Queen Triggerfish, met prachtige lijnen

rondom zijn ogen. De meeste foto’s die we maken zijn wazig door het aanwezige fijne zand. Tim haalt een

handje zand van de bodem en laat het rondzweven in het water. Als stof dwarrelt het rond en schittert in

de zon.






















Omdat we niet mogen overnachten in het marine park, schuiven we een stukje op en ankeren in Crocus

Bay.
De volgende dag gaan Joke en Tim boodschappen doen. Met de dingy maken we een perfecte strandlanding en

lopen naar het stadje The Valley, de hoofstad van Anguilla. In onze ogen is het niet echt een stad, hier

en daar staan wat huizen. De mensen zijn bijzonder vriendelijk, ze zeggen spontaan goedendag en we

worden geholpen om de weg te vinden naar de supermarkt.







Nieuwe blogs

We zijn vandaag op Anguilla gearriveerd en hebben weer wifi-verbinding gevonden. Hier onder staan vier nieuwe blogs van Statia, Saba en het duiken en snorkelen. Bas heeft voor het eerst een verhaal geschreven met als onderwerp het duiken op Saba.
Veel leesplezier.

Duiken op Saba

Van te voren wisten we al dat we bij Saba een duik wilden maken. Zodra we aankomen in Fort Bay op Saba gaan Johan en Joke aan wal om in te klaren, een taxitour af te spreken en om natuurlijk een duikafspraak te maken. Bij de duikschool ‘Saba Divers’ komen ze de bemanning van de Cedo Nulli tegen. Zij hebben bij Diamond Rock gedoken en ze vonden het toch wel een van de mooiste duiken die ze gemaakt hebben. Johan en Joke nemen even contact op via de handmarifoon en we besluiten dat wij dan ook graag bij Diamond Rock willen duiken, als anderen zo positief zijn moet het toch wel erg mooi zijn!

Twee dagen later worden we opgehaald van Beluga in Wells Bay (vanwege de ongunstige golven zijn we om de hoek gaan liggen waar het een stuk rustiger is).








De eerste duik bij Hot springs is een echte ‘privé’ duik, alleen de instructrice en wij tweeën maken de duik. Omdat we relatief weinig duiken hebben gemaakt en slechts Open Water Divers zijn verwacht men dat wij snel door onze lucht heen zijn en dat we nog wel wat hulp nodig hebben tijdens het duiken. De lucht is echter geen probleem meer voor ons, de duik duurde zo’n 50 minuten en we hadden nog 90 van de 200 bar lucht over! Ook ziet Bas een stingray (rog), twee gespikkelde kreeften, een schildpad en een school tarpons (roofvissen die variëren van ongeveer een halve meter tot twee en een halve meter). Tim ziet onder andere een van de grootste murenes die we tot nu toe gezien hebben en een porcupinefish (een vis met witte lipjes en een lichaam dat naar achter toe smaller wordt).De instructrice laat ons onder andere schelpjes zien met een soort huid die ze terugtrekken als je de huid aanraakt. De vulkaan van Saba is nog steeds een beetje actief en bij deze duikplek kan je dat voelen door je handen in het zand te steken. De eerste keer voel je de warmte slechts miniem, bij de tweede keer voel je toch wel duidelijk de warmte en bij de derde keer is het zand zelfs gekleurd door de zwavel. Als je bij de laatste keer je handen in het zand stopt en vervolgens weer terugtrekt is het water toch wel erg koud, en dat bij een water temperatuur van zo’n 27 graden!

Na de duik krijgen we een compliment over ons luchtgebruik ‘Did you guys breath at all!?’ en ook over de manier waarop wij duiken. Onze instructrice vond het een aangename en leuke duik: ‘A good, slow and relaxing dive, oh, and you’ve got very good eyes also by the way’. Dit soort complimentjes vinden wij toch wel erg leuk om te horen, ze verwachten blijkbaar iets anders van beginnende duikers.
Na deze duik varen we naar de haven in Fort Bay waar we vier Duitsers ophalen. Bij de bespreking voor de tweede duik krijgen we te horen dat we niet naar Diamond Rock gaan omdat de motor van het bootje problemen met de koeling heeft. Ze beloven ons echter wel dat deze duikplek (‘Tent Reef Wall’) ook heel erg mooi is en dat deze duik normaal gesproken voornamelijk wordt gedaan met meer ervaren duikers die ook dieper mogen duiken. Als we dit horen denken we dat we dan misschien toch wel geluk hebben dat de motor niet helemaal goed functioneert.

Deze tweede duik is een rechte muur naar beneden, de muur begint op zo’n 17 meter en gaat tot zo’n 35 meter diep. Het plan is dat de vier Duitsers samen met de instructeur gaan en dat wij met de instructrice iets minder diep gaan aangezien we al een duik hadden gemaakt.
Als we naar beneden duiken zien we al vrij snel de bodem in dit heldere water en als we bij de muur aankomen verbazen we ons over de felle en heldere kleuren koraal en sponzen. We zien vooral veel lionfish, een grote krab, een murene en Fairy Basslets (die zwemmen vaak met hun buik naar de rotsen toe waardoor ze ook wel is ondersteboven zwemmen).





Bovendien zien we een Blacktip Shark zwemmen op de bodem en horen we zelfs nog walvissen! Als we iets ondieper gaan zwemmen zien we nog een grote platvis die goed is in camouflage.

Na afloop kan de andere groep duikers maar niet geloven dat wij een haai hebben gezien en zij niet. Dan hebben we toch wel veel mazzel gehad dat we hier hebben gedoken!

Well’s Bay, Saba

Normaal is Fort Baai veel rustiger, maar nu liggen we hier rustig. Tim en Bas maken een duik en Johan en Joke gaan met de dingy naar Torrens Point, de noordwest punt van Saba. Het is hier adembenemend mooi en ruig. Als er enige swell zou staan is het hier levensgevaarlijk, maar nu is het zo rustig dat we tussen de rotsen door kunnen zwemmen en zelfs door een natuurlijke rotsboog kunnen. We zien veel bijzondere vissen, zelfs een kleine haai! Prachtige kleuren gevormd door koraal, sponzen, zeeanemonen lichten onder ons in de zonnestralen. Het water is hier glashelder en we schatten dat we zo’n 25 meter ver kunnen kijken. We maken weer heel veel foto’s.





























Als Tim, Bas en Joke ’s middags nog een keer gaan snorkelen zien ze in de verte het grote Nederlandse marieneschip weer varen.
Joke toont hun de natuurlijke doorgang van Torrens Point. Net als we erdoorheen gaan komen we terecht in een breker, met een noodgang worden we naar voren geduwd en vervolgens weer teruggespoeld. Als we omkijken zien we nogmaals een breker, de jongens kijken om zich heen en zwemmen naar rustiger water. Joke tolt nog wat rond, stoot haar knie en zwemt op het geroep van Bas af. Geschrokken kijken we om ons heen, even later zegt Tim dat het de golven van het marineschip waren die we ruim 10 minuten eerder ver weg zagen varen.






















Je ligt hier ook weer onbeschut als de deining of de wind meer noordelijk gaat draaien. Aangezien dat wordt verwacht gaan we morgen weer weg, ditmaal met het gevoel dat we nog veel langer hadden willen blijven. Wat is Saba een fascinerend eiland!
Als de volgende dag om half zeven de wekker gaat valt de swell nog mee, we besluiten om nog een dagje te blijven en weer te gaan snorkelen! Joke en Bas krijgen al gauw een Nurse Shark te zien, ietsie kleiner dan de jongens tot nu toe gezien hebben. Bas gaat terug naar de boot om het fototoestel te halen en Joke blijft boven de haai zwemmen (wel op een afstandje hoor). Tim gaat ook mee en gelukkig ligt de haai er nog, de jongens kunnen hem nu goed in detail bekijken. We zijn blij dat we nog een dagje zijn gebleven.











Saba

Het waait donderdag lekker door en met 7 knopen stuiven we onder gereefd tuig naar Saba. Je moet inklaren (jawel, voor elke “gemeente” weer opnieuw) in Fort Baai. Er liggen daar 4 moorings voor bezoekende jachten en het is het enige punt waar je met een dingy kan landen zonder gevaar van in de branding omkiepen. Er is tegenwoordig een klein haventje. Aan de mooring ligt de boot onvoorstelbaar te schommelen. Toch besluiten we om vrijdag hier te blijven.





















We regelen een taxi tour, zodat we iets van het eiland kunnen zien. Saba rijst steil vanuit zee op. Tot in de vijftiger jaren was het enige landingspunt een op de rotsen gebouwde stenen trap van in totaal 800 (!) treden. The Ladder werd gebouwd door de Nederlanders die hier in 1640 aan land kwamen. Vanuit Fort Baai loopt een weggetje steil omhoog naar de Bottom, dit dorpje ligt ondanks zijn naam op een hoogte van 240 meter. Bijna alle huisjes op het eiland hebben witte houten muren, groene luiken en rode daken. De bouwstijl is ontstaan doordat al het bouwmateriaal via de trap omhoog moest. Alles groter dan latten of palen kon niet. De historie vertelt dat er zelfs een kluis en piano omhoog zijn gesjouwd.













De Sabanen zijn terecht trots op wat tot stand is gebracht. Europese ingenieurs zeiden dat de berg te steil is om wegen aan te leggen, zodat heel lang het vervoer over bergpaden moest. Ze hebben zelf bewezen dat het wel kon, door de weg niet in de berg uit te houwen, maar tegen de berg aan te bouwen: the road that could not be build is er toch gekomen. Ook zou een vliegveld onmogelijk zijn. Dat is er toch gekomen, ’s werelds kortste landingsbaan van een commercieel vliegveld. Met een speciaal brevet mogen piloten hier landen.





















Er wonen zo’n 1600 Sabanen en 400 studenten op het eiland. De medische faculteit zorgt voor extra omzet op het eiland. Het eiland is smetteloos schoon en de bevolking is bijzonder vriendelijk. Eerlijk gezegd vonden we Statia minder goed overkomen wat dat betreft, hier op Saba voelen we ons welkom.

Het werd een rusteloze nacht, waarin Joke zelfs in de kajuit op de vloer gaat liggen. Na de taxitour varen we de daarom rap de zuidwest punt om en aan de westkant varen we noorwaarts voorbij Ladder Bay (die met de 800 treden tellende trap) naar Wells Bay. Er liggen daar 6 moorings (twee ontbreken er), zodat samen met de 4 van Fort Baai in totaal 10 bezoekende jachten bij Saba kunnen liggen. Ankeren is buiten de moorings toegestaan, maar het is daar 20 meter diep. Onze 50 meter ankerketting is daar veel te kort voor, omdat je ongeveer 5x de waterdiepte aan ketting moet uitbrengen. Gisteren waren alle moorings bezet, maar gelukkig zijn er nu twee vrij. Een paar minuten na ons is de laatste ook alweer bezet.





’s Avonds als we net willen gaan eten komt de Nederlandse marine langs voor een routine controle, de laatste keer was in Portugal. Een 8 man sterk team van het schip “Hr. Ms. Friesland” komt langszij, compleet bewapend en uitgerust met camera. Twee mannen stappen aan boord, de een controleert de papieren en de ander doet een inspectie van het schip. Op de vraag van Johan of hij ondertussen verder mag met eten wordt bevestigend geantwoord, echter de inspectieman komt in de kajuit staan en zo eten we voor het eerst onder militair toezicht ons avondeten op. Helaas stellen ze het niet op prijs dat we een foto van ze maken, geen stoere mannen op de blog dus.





Bas vond het schip lijken op een marineschip dat we in Vlissingen hebben zien liggen aan het begin van de reis. Na enig speuren op internet blijkt dat het schip dit jaar in dienst is gesteld en het inderdaad het schip is dat we aan de afbouwkade in Vlissingen hebben zien liggen.

Statia

Met gemengde gevoelens verlaten we St. Kitts. We hebben heel veel mooie dingen gezien, maar we vonden een aantal aspecten behoorlijk tegenvallen. De mensen vonden we niet bijster vriendelijk tegenover hun gasten en erg lawaaierig. Een gesprek wordt bij voorkeur schreeuwend gevoerd over een afstand van tientallen meters, muziek staat altijd hard. Het eiland heeft een keuze gemaakt voor het bebouwen met uiterst luxe projecten die op veel plaatsen tegelijk zijn begonnen en vervolgens niet afgemaakt, wat een groot deel van het eiland erg rommelig en stoffig heeft gemaakt en veel natuur heeft vernield. Men wil natuurlijk mee in de vaart der volkeren en we hopen voor ze dat de juiste keuzes zijn gemaakt.

Na een mooie zeiltocht van een mijl of 20 komen we aan in Oranjebaai.




De drie eilanden Statia, Saba en Bonaire (hier vele honderden mijlen vandaan) zijn gemeenten van Nederland met een bijzondere status. We verwachten dus soepel inklaren. Dat viel tegen. Statia is het eerste eiland waar je maar liefst langs vier loketten moet om er binnen te komen. De bijnaam van Statia staat op de nummerborden van de auto’s: Historic Gem (historisch juweel). Een kenmerkend historisch feit is dat in 1776 vanaf Fort Oranje ’s werelds eerste saluutschoten zijn gelost voor een schip van wat nu de Verenigde Staten is. Dit wordt periodiek herdacht, ook door de presidenten van de VS. We bezichtigen het mooi gerestaureerde fort en doen wat boodschappen in Oranjestad.













We blijven een extra dag, Tim en Bas gaan duiken. Ze zien onder andere een zeepaardje, een blacktip shark en vele andere mooie vormen van onderwaterleven. De duik beland in hun top drie. Oranjestad ligt behoorlijk hoog, je moet een flinke klim maken, lopend doe je dat via de “Old Slave Road”. Het heet daar Upper Town. Er is dus ook een Lower Town, maar dat bestaat voornamelijk uit ruines uit de 18e eeuw toen heel veel goederen via Statia werden verhandeld, omdat Statia een vrijhaven is. Tegenwoordig gaat dit handelen nog steeds door, maar dan met olie. Er zijn nu ook enkele restaurantjes en een paar duikscholen. De oude stadswal van Lower Town ligt onder water een stukje voor de kust. Het is daar leuk snorkelen.








Je ligt hier nauwelijks beschut aan een mooring. De boot schommelt hevig in de deining die via de zuidpunt om het eiland heen Oranjebaai indraait. Omdat voor vrijdag en zaterdag de minste deining werd verwacht (afnemend van 2,5 tot “slechts” 1,4 meter) besluiten we donderdag naar Saba te varen. Daar heb je helemaal geen beschutte baaien.

Stukje Nederland

We hebben een kort bliksembezoek aan Statia gebracht. We zijn vandaag naar Saba gevaren, want er is twee dagen rustig weer en weinig swell voorspeld. Zowel Statia als Saba zijn eilanden waar nauwelijks beschutting te vinden is voor de golven. Op dit moment zijn de golven nogal heftig, we rollen nu als een duikelaar heen en weer. Op deze plek moeten we echter inklaren, we hebben meteen een eilandtour voor morgen geregeld en een duikafspraak gemaakt voor de jongens. Het in en uit de bijboot komen is een hele toer. Morgen gaan we naar een ankerplek noordelijker en hopen dat het daar wat rustiger is, helaas is daar geen wifi. De verhalen over Statia en Saba volgen dus pas na het weekend.

Door naar Basseterre, St. Kitts

Volgens plan varen we vrijdag naar Basseterre, de hoofdstad van St. Kitts. Er is daar een kleine

jachthaven waar we wel willen liggen, omdat we hier wat willen bevoorraden. Op het fokje zeilen we de

langerekte baai van St. Kitts over. De jachthaven luistert volgens de pilot naar VHF kanaal 68 en als

Joke die oproept antwoorden ze prompt. Ze hebben een plekje en assisteren ons bij het aanleggen. Je ligt

hier gewoon op zijn hollands, twee palen op een meter of 15 van de kade voor de achterlandvasten en twee

lijnen voorop naar de kade.








Nu hebben alle jachthavens aan de oceaan last van surge. Dat is het heen en weer spoelen van het water

als gevolg van de eeuwige groundswell. Een geruk en getrek van de boten in de haven is het gevolg. De

eerste poging van deze haven was niet best. Daarom heeft men eerst in de oost-west richting de havenpier

fors verlengd. Dat verbeterde de zaak, maar niet genoeg. Daarom is die verlenging aan het einde nog een

keer noord-zuid verlengd. Het lijkt nu prima in orde. We hebben sinds Rodney bay (St. Lucia) niet meer zo

rustig gelegen. Rustig is wel een beetje betrekkelijk. We liggen in een flinke stad en op vrijdag gaan de

locals hier los. De muziek dendert op een ongelofelijk volume door de hele stad heen tot diep in de

nacht. We waren ook vergeten dat je aan land weer muggen hebt, dus de eerste nacht was niet al te

rustgevend.

De haven is helemaal niet duur en we besluiten om twee nachten te blijven. We verkennen de eerste dag de

stad en de supermarkten. Sommige produkten op de EC-eilanden zijn redelijk geprijsd, dus willen we die

alvast inslaan, ook met het oog op de oversteek huiswaarts. De rest komt op St. Maarten wel. Bij aankomst

kunnen we meteen onze was afgeven, die zou de volgende ochtend weer retour komen. We regelen een taxi

tour over het eiland, met aan het einde een stop bij de door ons gekozen supermarkt. Basseterre is wel de

moeite waard, veel gebouwen stralen nog de oude koloniale sfeer uit.





Zaterdagochtend gaan we op taxitour. De tour voert ons wel langs een aantal mooie en historische punten

maar belandt niet in onze top tien. De chauffeur is een pietsie merkwaardig en een nogal gehaast figuur en

weet niet echt veel over de geschiedenis, wel wijst hij zowat elk huis aan waar een belangrijk iemand

woont en elke school en kerk wordt uitgebreid genoemd.

De Engelsman Sir Thomas Warner kwam, nadat Columbus in 1493 St. Kitts had ontdekt, in 1623 aan land en

stichtte Old Road Town. Op Nevis werd vijf jaar later het kamp Jamestown gesticht, dit werd in 1680

vernietigd door een tsunami. Bij die plek hebben we gelegen met de boot.
In 1626 werd Warner gedwongen om een verbond te sluiten met de Fransen om de Caribs, de oorspronkelijke

bewoners, te verslaan in een bloedige strijd. De locatie is nu bekend als Bloody Point. De overlevenden

hiervan, meest vrouwen en kinderen werden gehouden als slaven. Na deze strijd werd het eiland gesplitst

zodat beiden een deel hadden. Ondanks de verdeling was er nog veelvuldig strijd tussen beide

grootmachten.
De Fransen stichtten de stad Basseterre, de hoofstad van het eiland.
De Engelsen bouwden in 1690 het fort Brimstone Hill, strategisch gelegen op een hoogte van 240 meter. Het

duurde ruim 100 jaar voordat het gehele complex voltooid was. De Fransen hadden het in 1782 een jaar

lang in handen, daarna ging het weer terug in handen van de Engelsen.
Zowel Nevis als St. Kitts (ze vormen samen één staat) werden dankzij de suikerplantages de “moeder” kolonie van de Carieb.
Op de eilanden werden vele slaven verhandeld, jaarlijks 11.000, totdat in 1838 de slavernij werd

afgeschaft. Dit was ook meteen het einde van de bloeiende handel. De vele suikerplantages werden verlaten

en wat we nu er nog van zien zijn de restanten vaak in de vorm van ruïnes.





























Via de botanische tuin van Romney Manor, een oude en vervallen suikerplantage, gaan we verder naar de

Black Rocks. Dit zijn rotsen die gevormd zijn tijdens een vulkaanuitbarsting 400 jaar geleden, waarbij de

lava in de zee is gestort.
Verder zien we veel suikerrietvelden die niet meer benut worden. Een deel van het treinspoor dat vroeger

gebruikt werd voor het per trein afvoeren van het suikerriet, wordt tegenwoordig gebruikt door een

toeristische dubbeldekstreintje.






















Wat wel goed gaat met onze chauffeur is de supermarkt-stop. Het kost even moeite om Dr. Elvis duidelijk

te maken dat we toch echt een ruime stop hebben afgesproken met zijn broer. We slaan we twee karren vol

spullen in met gebruikmaking van de kortingskaart van de chauffeur. Alles wordt netjes naast de boot

uitgeladen.





Zondag besteden we aan schoonmaak, opruiming en klussen. We hebben weer eens water uit de slang, waarmee

we de boot ontdoen van het zout en de watertanks weer vullen. Johan repareert de gebroken roeiriem met

een langs de weg gevonden stukje kuntstof pijp. Die past vrij goed in de holle roeiriem, zodat met een

aantal popnagels de zaak weer stevig aan elkaar is geklust.








We blijven toch nog maar twee extra dagen. Ook maandag klussen we nog verder, de bijboot schoonmaken, een

steun voor het lichtweerzeil maken, nog wat boodschappen en uitklaren. Dat laatste gaat op zich prima,

maar we vinden de sfeer in het kantoortje erg merkwaardig. De customs officer vraagt meerdere keren

dezelfde vragen, waar we heen gaan, met hoeveel personen we zijn aangekomen, met hoeveel we weg willen.

Samen met de immigration-dame smiespelen ze een poosje, maar uiteindelijk krijgen we een

uitklaringsbewijs en stempelt men onze paspoorten af. We hadden eigenlijk wel iets op onze kerfstok: we

hadden vanaf Nevis eerst hierheen gemoeten en niet eerst wat rondpionieren in het zuiden, waar we

beschutting zochten voor de swell. Gelukkig accepteert men dat we vrijdags in Basseterre zijn aangekomen

en vragen ze niet naar de tussenliggende periode. Toch opgelucht verlaten we het kantoortje met de

gewenste papieren en stempels.

Morgen willen we door naar Sint Eustatius, ofwel Statia. Alweer zo’n afgekorte naam die algemeen wordt

gebruikt. Een stukje Nederland in het verschiet!

Nevis naar St. Kitts

Voor zondag en maandag waren we al gewaarschuwd: in Montserrat hadden we al gezien dat er een hoge

groundswell zou komen. Die kwam ook inderdaad. In de baai van Oualie Beach lig je enigszins beschut door

de ondieptes voor Nevis en de Narrows (het vaarwater tussen Nevis en St. Kitts) waar we metershoge

branding zagen breken. Desondanks begon ook bij ons af en toe een flinke swell door te komen. Eigenlijk

wilden we zondag al weg, maar de duikafspraak die nu eindelijk op maandag echt leek te gaan gebeuren

wilden we voor Tim en Bas toch laten doorgaan. De golven waren meestal voor een poosje rustig en dan

kwamen ineens een aantal grote aanzetten. Vissersbootjes achter ons verdwenen tot het gangboord achter de

golven en werden dan omhoog gesmakt.







Ook wij gingen uiteraard behoorlijk tekeer en rukten soms behoorlijk aan het anker. Voor de noordelijk

gelegen Virgins geldt een “small craft advisory”, oftewel een waarschuwing voor gevaarlijk hoge golven.

Dit geldt ook voor de naar het noorden openliggende doorgangen tussen de eilanden bij ons in de buurt.

Johan is de nacht van zondag op maandag grotendeels opgebleven om een oogje in het zeil te houden.

Maandagochtend gingen we naar de duikshop. Het kostte enige moeite om met de bijboot aan de jetty af te

meren. Op het strand waren grote hoeveelheden zeegras aangespoeld. Een local zei dat dit “very unusual”

was. De duik op de Monkey Shoals op een mijl of vijf afstand van Nevis was de moeite waard. Ze hadden hun

zinnen gezet om haaien te zien en dat is gelukt.








Toen Tim en Bas terug waren gingen we zo snel mogelijk anker op. Dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan.

De één tot anderhalve meter hoge swell die af en toe doorkwam zou de ketting of de ankerlier gemakkelijk

kunnen beschadigen als halverwege het inlieren de ketting plotseling strak zou worden getrokken. We

hadden het golfpatroon goed bestudeerd en een werkwijze doorgesproken. Gelukkig werkte dit heel goed.

Spelend met de motor konden we de ketting behoorlijk onder controle houden en snel inhalen. Alleen op het

moment dat de boot recht boven het anker lag, kwam de ketting twee keer strak te staan, gelukkig zorgde

dat er meteen voor dat het anker snel los kwam.

Op alleen de genua staken we kalmpjes de Narrows over. Een dolfijn springt naast ons hoog uit het water,

wentelt om zijn lengte-as en lijkt ons te feliciteren met de goede afloop. We ankerden na een klein

uurtje in Majors Bay in het zuiden van St. Kitts. Deze baai, alleen open naar het zuiden, blijkt volledig

beschut te zijn. We liggen heerlijk rustig, een hele verademing vergeleken met waar we vandaan komen. Soms liggen we hier met

enkele jachten en soms helemaal alleen. Er is hier, behalve een landingsplaats voor een kleine ferry,

eigenlijk helemaal niets, alleen een heel mooi strand.








St. Kitts is een afkorting van St. Christopher. Deze naam, door Columbus gegeven, wordt echter bijna

nooit gebruikt. Zelfs op officiële formulieren staat St. Kitts. Het zuiden van het eiland is vrijwel

onbewoond met een aantal heuvels met baaien her en der eromheen. De heuvels zijn niet al te hoog en dus

nogal droog.

Na een goede nachtrust wandelen we op een tip uit de pilot naar Turtle Bay aan de zuid-oost kant. Er zou

daar een leuk local restaurantje zijn waar we willen lunchen aan het strand. Er was echter niets meer te

bekennen, alleen een nieuwbouwproject van hele luxe leegstaande huizen en een heel erg duur uitziend

restaurant dat gesloten is. Via een gemillimeterd grasgazon liepen we naar het strand dat er niet al te

best bijlag. Ook hier had de swell huisgehouden. We lopen terug om een heuvel heen en gokken op de

ernaast gelegen Cockleshell Bay. Hier komen we tot onze verbazing in een massa bleke zonnebrandsmerende

toeristen op ligstoelen terecht. In een peperduur houten barretje is weliswaar een lunch beschikbaar,

maar we berperken ons maar tot een frisdrankje. Het is hier een enorme bende van weggegooid afval. Dit is

het dus ook niet, vinden wij.












We wandelen maar weer terug naar onze rustige baai en nemen hongerig, van acht kilometer wandelen in de

tropenzon, een hapje aan boord. Tijdens het wandelen vragen vele taxi chauffeurs of we terug willen naar

het cruise-schip. Daar komen al die toeristen dus vandaan. Van een Ier die op St. Kitts woont hoorden we

dat het gehele zuiden wordt ontwikkeld onder de naam Christophe Harbour. Het gevolg is dat het toch al

niet al te mooie heuvellandschap nogal wordt overhoop gehaald. Struikgewas is ontworteld en opzij

gegooid, we zien funderingen en containers die overwoekerd zijn. Een dam naar een groot zoutmeer is

doorgegraven en er zou een jachthaven komen. Er liggen drie boten. De Ier, die aan het Christophe Harbour

project werkt, vertelt dat de ingang steeds wordt uitgegraven en dat die vervolgens even hard weer

instort. Alles lijkt behoorlijk gestagneerd. De crisis die ook hier toeslaat?

Is er dan helemaal niets moois? We genieten van onze baai, het mooie strand en de rust. Er lopen wilde

geiten op de hellingen om ons heen. Tijdens de wandelingen zien we wilde apen, witte vogels en mongooses.

In de baai zwemmen roggen die soms, tot onze verbazing, uit het water springen. We zien ook schildpadden.

Rust in dit merkwaardig stuk “in the nowhere”-land is ook mooi!

De volgende dag gaan we door naar, geloof het of niet, een baai om de hoek die Shitten Bay heet. Dit is

een lunchtime anchorage. Onderweg bakken we een broodje. Na het snorkelen, waarbij we weer veel

bijzondere vissen hebben gezien, eten we onze eigengebakken boterhammen op die heerlijk smaken.



















We gaan ankerop en varen weer even verderop naar Whitehouse bay. Hier kunnen we overnachten. Ook hier is

een graafmachine in de weer. Een groot project met villa’s staat hier op het programma. Naast ons liggen

rotsen die tot net onder water reiken. Ertussen ligt een oud wrak. Ook hier snorkelen en zien weer veel

onderwater leven. Na een flinke tijd zonder mogelijkheid om wat verse spullen in te slaan, willen we weer

een keertje naar de supermarkt toe om de bootvoorraad aan te vullen. We besluiten morgen naar de

hoofdstad Basse Terre te gaan.